Van de predikant
Voor alle aankondigingen op deze pagina geldt uiteraard Deo Volente, zo God het wil.
« 1 ... 28 29 30 31 32 » |
Een maand na de uittocht uit Egypte (1446 voor Chr.) is het volk in de woestijn Sin gekomen. Reeds eerder was het water opgeraakt. In de Bijbel Met Uitleg (BMU) kunnnen we op pagina 125 lezen dat het volk inmiddels vijf keer aan het murmureren is geslagen. In de woestijn Sin is het eten opgeraakt en slaat het volk weer opnieuw aan het murmureren. Dit is de vierde keer dat het volk in opstand komt tegen de Heeren en tegen Mozes. De Heere schenkt het hongerende volk echter Manna, brood uit de hemel. Waarom geeft God aan dit mopperende volk brood uit de hemel? Er zijn verschillende redenen. Laat ik er enkele opnoemen opdat we daar persoonlijk over na kunnen denken. Waarom geeft de Heere ons eigenlijk elke dag eten en drinken? De oorzaken waarom God brood uit de hemel geeft zijn:
1. God is goed voor mensen. Hij zorgt voor zijn schepselen. De Heere Jezus heeft gezegd dat Zijn Vader de zon laat opgaan over bozen en goeden (Matt. 5:45). Dat is een verootmoedigende gedachte.
2. God wil hiermee de vijanden van het volk (duivel en goddelozen) beschamen. Hij openbaart Zijn almacht! Hij is de God die de hemel en de aarde geschapen heeft. Egypte wilde het volk uitroeien. In de woestijn zijn er vijanden. De duivel is erop uit mensen naar de dood te slepen. God toont dat Hij machtiger is dan zonde, dood, duivel en vijanden. Dat geldt ook vandaag. Het dagelijkse Manna is een teken van God almacht over alle vijanden. Elke dag mochten de Israelieten dat in het Manna opmerken. Helaas was het er vaak ver vandaan. Maar dat komt door ongeloof en verharding.
3. God wil hier door Zijn belofte tot vervulling brengen. Het volk van Israël is de drager van de grote heilsbelofte. Uit die volk zal eenmaal de Messias komen. Daarom moet die volk blijven leven. En zal God in de volheid van de tijd door dit volk Zijn Zoon in de wereld zenden. Israël kan gewoon niet worden uitgeroeid door honger of vijanden. Dit is echt heel belangrijk. Israël is drager van Gods heilsbelofte en daarom zal God over dit volk waken.
4. God wil zijn kinderen onderwijzen. Later in de Bijbel leren we dat het Manna een beeld is van Christus. Hij is het brood dat uit de hemel is gekomen. Alleen door Hem worden zondige mensen gevoed tot het eeuwige leven. Er is geen geestelijk leven buiten en los van Christus. Dat moest Israël reeds leren in het Oude Testament.
5. Het Manna is een wonder. Keer op keer lezen we in de Bijbel over Gods wonderlijke daden. Doden worden weer levend, blinden kunnen weer zien, melaatsten worden gereinigd, brood komt uit de hemel, water vloeit uit een rots, etc. etc. De moderne mensen zeggen dat dit niet kan en dat dus de Bijbel vol staat met verzonnnen verhalen. Dat is echter onjuist. Kerkelijke mensen denken vaak dat God wonderen doet om het mensen naar de zin te maken. Als we beter worden van een ernstige ziekte noemen we dat een wonder en kunnen we, al dan niet aangenaam, verder leven. Maar ook daarom doet God geen wonderen. Wonderen zijn in de Bijbel tekenen van Gods aanwezigheid en almacht. God doet wonderen opdat we Hem zouden eren en erkennen. God doet dus wonderen tot Zijn eer en glorie! Wonderen moeten ons dus leiden tot aanbidding van God en Zijn grote Naam.
Kortom, er zijn allerlei redenen om bij deze geschiedenis stil te staan.
Het thema van de preek is 'Brood uit de hemel'.
Er zijn drie punten
a. de noodzaak van dit brood, vers 1-3
b. de belofte van dit brood, 4-12.
c. de schenking van dit brood, 13-21
Het is opmerkelijk dat we niet zomaar lezen dat God eten geeft aan het volk. Het is dus niet zo dat God ziet dat het volk honger heeft en Hij voor brood zal zorgen. Nee, God hoort eerst de klachten van het volk. Daarna belooft God eten. Hij verschijnt in Zijn heerlijkheid (vers 10). Tenslotte wordt Gods belofte vervuld. Dus eerst belooft God Zijn zegen en daarna komt de vervulling. Waarom zou de Heere op deze manier met het volk handelen? Een vraag om zelf over na te denken. Eerst belofte en daarna vervulling.....Waarom?
In de middagdienst gaan we verder met zondag 28 en 29. We staan dan stil bij de grote betekenis van het Heilige Avondmaal.
De ochtendpreek gaat over Hooglied 2 vers 8. In deze tekst gaat het over de heerlijkheid van Christus voor Zijn kerk. We lezen in de tekst twee belangrijke zaken: de stem van Christus en de komst van Christus. De schapen horen Zijn stem, zo leert ons de Schrift. Deze stem klinkt in het Woord en vindt weerklank in het hart. De Geest getuigt met onze geest dat wij kinderen van God zijn, zo leert Paulus in Romeinen 8. De komst van Christus is verrassend en gewillig. Hij komt over de bergen en de heuvelen. Dit wijst, alsdus de kanttekening op de gewilligheid van Christus om tot Zijn kerk te komen. Wat een diepe gedachte. Christus is gewillig om tot Zijn volk te komen. Hij heeft grotelijks begeerd het Avondmaal te houden. Daarop ziende kunnen we nooit te groot denken van Hem en ook nooit de gering van onszelf.
In de middagdienst hopen we stil te staan bij zondag 28 van de catechismus. Deze zondag gaat over het Avondmaal. Het is dus een gepaste stof voor de nabetrachting.
Noodzaak van gebed
Doe uw mond wijd open, en Ik zal hem vervullen.
Psalm 81:11b
Wij kunnen door genade behouden worden. Dat geloof ik vast. Ik zou aan de grootste zondaar die ooit geleefd heeft, van harte een vrije en volle vergeving verkondigen. Wanneer ik aan het sterfbed van de grootste zondaar zou staan, zou ik zonder aarzelen zeggen: ‘Geloof in de Heere Jezus, en u zult zalig worden.’ Maar … er staat nergens in de Bijbel dat iemand behouden kan worden zónder erom te vragen! Ik lees nergens in de Bijbel dat iemand vergeving van zonden kan ontvangen terwijl hij niet van harte bidt: ‘Heere Jezus, wilt U het mij geven?’ Kan iemand dan door zijn gebeden behouden worden? Nee! Dat besef ik heel goed. Maar het is zeker dat iemand die niet bidt ook niet behouden kan worden. Om behouden te worden is het niet noodzakelijk dat iemand de Bijbel leest. Want er zijn mensen die nooit hebben leren lezen, of die blind zijn, en toch Christus in hun hart hebben. Het is ook niet absoluut noodzakelijk dat iemand het Evangelie hoort prediken. Hij of zij kan wel ergens wonen waar het Evangelie niet wordt verkondigd. Het kan ook zijn dat die persoon doof is, of dat hij bedlegerig is. Dus ook al kunnen we de Bijbel zelf niet lezen of al kunnen we het Evangelie niet zelf horen, dan kunnen we wel zalig worden. Maar dat kan niet … zonder gebed!
(Uit dagboekje Gouden Momenten van J. C. Ryle, uitgave van de Banier).
Vrolijk kruis dragen
Gij zijt mij een Verberging, Gij behoedt mij voor benauwdheid; Gij omringt mij met vrolijke gezangen van bevrijding. Sela.
Psalm 32:7
De Heere heeft in Zijn hof bloemen die het meest lieflijk zijn als ze gekneusd worden. Dat zijn de gelovigen die het meest helder openbaar komen onder een of andere vreselijke en ongewone beproeving. Wanneer de winden en stormen van een zware verdrukking over hen heen gaan, vloeien bij hen de specerijen uit.
Ik heb een jonge vrouw gekend, die zes jaar lang door een verlamming van haar ruggenmerg volkomen hulpeloos was. Onbeweeglijk lag ze daar, afgezonderd van alles wat haar leefwereld nog enigszins vreugde kon bieden. Zij hoorde echter tot de hof van Jezus. Ze was niet alleen, want Hij was bij haar. Denk niet dat zij somber was. Integendeel. Ze was een en al opgewektheid. U zou misschien verwachten dat ze verdrietig was. Maar ze was altijd goedsmoeds. U zou misschien verwachten dat zij zwak was en troost nodig had, maar ze was juist een sterke vrouw die anderen kon vertroosten. Denk ook niet dat ze steeds in het duister verkeerde, want ze was een en al licht. Misschien zou u verwachten dat haar gelaatsuitdrukking steeds ernstig was. Maar de kalme glimlach op haar gezicht sprak van een grote, inwendige vrede. We zouden haar vergeven hebben als zij zou klagen. Maar zij vertoonde geluk en tevredenheid.
(Overgenomen uit het dagboekje Gouden Momenten van J. C. Ryle, uitgave van de Banier)
De preek gaat zondag over Hooglied 1 vers 5. Daarin vinden we een belijdenis van de bruid. Ze zegt: ik ben zwart, doch liefelijk. De tekst, een lied, herhaalt deze gedachte. Zwart wordt verduidelijkt met de zin: gelijk de tenten van Kedar. Liefelijk wordt verduidelijkt met de zin: gelijk de gordijnen van Salomo. Het Hooglied, het hoogste, mooiste of beste lied, is een allegorie. Er worden begrippen gebruikt die ontleend zijn aan het huwelijk. We lezen van een Bruidegom en een bruid. In oudtestamentisch licht gaat het dan om God en Zijn volk. In het licht van het Nieuwe Testament gaat het om Christus (de Bruidegom, Liefste) en de kerk, de ware gelovige (de bruid, mijn vriendin). Kern van dit boek is dan de ontmoeting en de gemeenschap tussen Christus en Zijn bruidskerk. Het gaat dus om de zeer nauwe vereniging tussen Christus en Zijn kinderen. Wie hierover meer wil lezen, bijvoorbeeld ter voorbereiding op het Avondmaal, die wil ik de eerste preek van Comrie uit de Eigenschappen van het zaligmakend geloof van harte aanbevelen. Daar worden zielsvragen besproken en beantwoord. Het is eigenlijk wel jammer dat we zo weining weten van de preken van onze oudvaders. Daar immers vinden we brood voor onze ziel. Van harte aanbevolen.
De preek zal zondag gaan over de 'belijdenis van de kerk'. Zwart doch liefelijk. We lezen in deze belijdenis twee zaken. 1. de belijdenis is eerlijk. 2. de belijdenis is gelovig. Bij eerlijk denken we aan 'zwart'. Bij gelovig denken we aan 'liefelijk'. In de kanttekeningen op de Statenvertaling kunnen we uitleg op deze tekst vinden.
Zondagmiddag zal de Heilige Doop worden bediend aan de kinderen van de gemeente. Wat een zegen dat die kan en mag geschieden. De Doop bepaalt ons in de eerste en de voornaamste plaats bij de verkiezende God. Hij bepaalt waar we geboren worden, waar we gedoopt worden en dus lid zijn van de kerk, waar we een plaats hebben gekregen. De keuze voor ons geestelijk welzijn heeft God niet in onze hand gelegd. Gelukkig maar want er zou niet veel van terecht komen. Het is daarom ook wel wat merkwaardig dat mensen vaak denken dat er op kerkelijk terrein allerlei keuzes moeten worden gemaakt. Dan staat zomaar de mens met al zijn gedachten in het middelpunt. De Bijbel echter stelt God in het middelpunt. En vraagt van ons dat we gehoorzaam de weg zullen gaan die God ons voorhoudt. In een tijd van individualisme is dat best voor veel mensen een lastige opgave. Laten we echter gehoorzaam zijn aan de Schrift. Dan mogen we ook veel verwachten. Wie zijn weg wel aanstelt, die zal Ik Gods heil doen zien, zo lezen we in Psalm 50 vers 23. Een belangrijke en bijbelse gedachte.
In de middagdienst hoop ik zondag 27 van de catechismus te behandelen. Dat is een vrij omvangrijke stof. Onder andere komt het goed recht van de kinderdoop aan de orde. We dopen de kinderen van de gemeente omdat zij in het verbond van God begrepen zijn. Het verbond is de grondslag voor de doop. Dat is de kern van de gereformeerde opvatting over de doop. Het is ook, naar onze vaste overtuiging, de juiste visie op de gegevens die de Bijbel ons aanreikt. Werden kinderen onder het Oude Testament besneden, dan moeten de kinderen in het Nieuwe Testament gedoopt worden. Dat is de gerefomeerde leer. En die hebben we van harte lief.
We zien in dit gedeelte grote zorgen in de gemeente. Arme mensen kregen niet genoeg te eten of te drinken. Levensonderhoud was in die tijd een zeer belangrijk thema. De christelijke gemeente had zorg voor de lijdende mens. Er zijn echter problemen en zorgen. Daardoor zou het werk van Gods Geest in diskrediet kunnen komen. De apostelen grijpen echter in en er worden 7 mensen verkoren die de armen zullen verzorgen. Zeven zodat er voor elke dat van de week iemand is die met de zorg voor de armen is belast. We lezen ook over de 'dagelijkse bediening'. Het thema voor de preek is onderhouding van de Gemeente Gods. We zien vier belangrijke gedachten.
1. de nood, vers 1
2. de zorg, vers 2-4
3. het geloof, vers 5-6
4. de zegen, vers 7.
Ondanks alle zorgen en problemen groeit de kerk in Jeruzalem verder. Dat is ook vandaag een bemoedigende gedachte. God waakt over Zijn gemeente. Hij heeft daar geen mensen voor nodig, maar wil mensen daarbij wel gebruiken. Tot eer van Zijn heerlijke Naam en tot grootmaking van Christus.
Op zondagmiddag staan we stil bij zondag 26 van de catechismus. Die zondag gaat over de Heilige Doop. De doop is een belangrijk sacrament. Deze zondag gaat vooral over het wezen van het sacrament. Wezen wil zeggen waar het in de heilige Doop ten diepste om gaat. Het gaat om de wassing door Christus bloed en de vernieuwing door de Geest van Christus. Door genade krijgen al Gods kinderen daaraan deel. Door de Doop worden ze in het geheim ervan beter en dieper onderwezen en verzegelt. Sacramenten geven onderwijs en zijn tot versterking en verzekering in het geloof gegeven.
Stukje van J. C. Ryle.
Gij weet alle dingen, Gij weet dat ik U liefheb.
Johannes 21:17m
Wanneer de Heere Jezus tot drie keer toe aan Petrus vraagt of hij Hem liefheeft, geeft Petrus drie keer te kennen dat hij van zijn Meester houdt. Twee keer zegt hij: ‘Gij weet dat ik U liefheb.’ Eén keer zegt hij: ‘Heere, Gij weet alle dingen.’ Wanneer de Heere Jezus voor de derde keer aan hem de vraag stelt, lezen we dat Petrus bedroefd wordt. Ziet u hoe de Heere Jezus als een bekwame Arts deze droefheid in het hart van Petrus opwekt? Hij wil het geweten van Petrus prikkelen en hem een ernstige les leren. Wat was het smartelijk voor Petrus om zó ondervraagd te worden. Maar … hoeveel smartelijker moet het voor de Meester geweest zijn, tot drie keer toe verloochend te worden?
Het antwoord van de diepvernederde Petrus kan door ieder kind van God op elke leeftijd gegeven worden. Of hij nu zwak, bevreesd, onwetend, onstandvastig en struikelend is in vele dingen, het gaat erom dat het antwoord oprecht is. Vraagt u een kind van God of hij bekeerd is, of hij gerechtvaardigd is, of een heilige, dan zal hij misschien zeggen dat hij het niet weet. Maar vraagt u hem of hij Christus liefheeft, dan zal hij geen nee zeggen! Hooguit dat hij Hem niet liefheeft, zoals hij Hem behoort lief te hebben. Waar echt genade is, is ook bewustheid van de liefde tot Christus.
(Gouden momenten, dagboekje van J. C. Ryle, uitgave De Banier).
De middagpreek ging over zondag 25 van de catechismus. De catechismus kent vier belangrijke onderdelen. De leer van het geloof (Zondag 1-24), de leer van de sacramenten (zondag 25-31), de leer van de geboden (zondag 32-44) en de leer van het gebed (zondag 45-52). Reeds vanaf de vroege kerk zijn dit de delen van de geloofsleer die gekend moesten worden. In de middagpreek maken we een begin met de leer van de sacramenten.
Op zondagmiddag staan we stil bij de boodschap van Pinksteren. We lezen in Handelingen 2 een preek van Petrus. In onze vertaling gaat het om 529 woorden. Een korte en krachtige preek dus met een heel grote betekenis. Er werden op die dag 3000 mannen bekeerd. Het is goed om die preek van Petrus nog eens goed te lezen. Er staan opvallende dingen in. Vooral de Schriften en het werk van Christus komen aan de orde. Petrus is ook eerlijk naar zijn hoorders. Ze hebben de Messias gedood. Een indringende aanklacht. We staan in de middagdienst stil bij de verzen 40 en 41. In vers 40 lezen we een oproep en boodschap. De discipelen zeggen: wordt behouden. In de tweede plaats staan we stil bij vers 41. Daar lezen we over de kracht van de prediking en Gods Geest. Mensen nemen het Woord Gods aan. Gaarne staat er in de Bijbel. Daar zullen we in de tweede plaats op letten.
Op maandag hebben we een nalezing op Pinksteren. Opnieuw mogen we dan weer samenkomen om Gods Woord te horen. Wat een groot voorrecht eigenlijk. God neemt in de bijbelse prediking de moeite om iets tegen zondige mensen te zeggen. Laten we daarom nooit onwettig onze plaats leeg staan. Dan kan het niet goed gaan in ons leven.
We hopen maandag stil te staan bij Joh. 14:15-17. Daar geeft de Heere de discipelen onderwijs en een belofte van de Heilige Geest. Het zal dus gaan over de belofte van de Heilige Geest. Eerst echter zegt de Heere dat ze zijn geboden moeten bewaren (vers 15). De Geest komt dus niet zomaar overal. Als we een onheilig leven leiden dan moeten we niet verwachten dat de Geest in ons woont. Dan wordt de Geest bedroefd. Vervolgens wijst de Heere op de komst van de Geest. De Heere Jezus zal daarom bidden bij de Vader. De drie-eenheid is in deze tekst letterlijk aanwezig. God de Vader zal de Geest zenden. God de Zoon zal er om bidden en God de Heilige Geest wordt beloofd. De drie-eenheid is het belangrijkste leerstuk van de Schrift. Tenslotte wordt gewezen op de bekenis van Gods Geest. Hij woont in de gelovigen. In kanttekening 38 bij vers 17 kunnen we over de bedoeling ervan lezen.
Terug naar de preek voor zondagmorgen. Efeze 3 is een machtig hoofdstuk. Het wijst op de 'onnaspeurlijke rijkdom van Christus' (vers 8). Paulus heeft het over de 'breedte en lengte en diepte en hoogte' van de liefde van Christus (vers 18). Deze liefde is, zo wil de apostel zeggen, met geen pen te beschrijven en door geen mens na te rekenen. Bovendien, en daar gaat hoofdstuk 3 van de brief aan de Efeziers over, is de 'verborgenheid van Christus' (vers 4) bekendgemaakt. Paulus bedoelt dat vanaf de Pinstersdag het Evangelie en het heil niet alleen bestemd is voor de Joden maar ook voor de heidenen. De hele wereld moet met het Evangelie bereikt worden en God de Vader zal de gemeente bouwen uit de Joden en de heidenen. Het verschil tussen de volkeren in weggenomen en de heidenen zijn nu ook voluit opgenomen in de gemeente van de levende God. De Heere Jezus had nog andere schapen die van deze stal niet zijn (Joh. 10:16). Aan die gedachte en werkelijkheid besteedt Paulus een heel hoofdstuk, Efeze drie.
De tekst voor zondagmorgen is Efeze drie vers 6.
Het thema is de verborgenheid van het Evangelie.
a. de inhoud van de verborgenheid, heidenen medeerfgenamen, van hetzelfde lichaam, mededeelgenoten van de belofte van Christus.
b. de grond voor deze verborgenheid, in Christus, door het Evangelie, waarvan Paulus een dienaar geworden is.
In de middagdienst staan we stil bij zondag 24. Deze zondag gaat weer over het rechtvaardig zijn voor God. De catechismus gaat in op de plaats van de goede werken. Deze werken zijn wel nodig, maar dragen niet bij aan de zaligheid. Die is door Christus verworven. Echter zonder een heilig leven komt er geen zondaar in de hemel. De goede werken zijn er wel maar ze verdienen niet. Een belangrijke gedachte die breed wordt uitgewerkt in zondag 24. We raken hier weer het hart van de bijbelse leer van het heil.
De tekst voor de prediking is uit Markus 16 vers 19 en 20. We lezen daar over de heerlijkheid van de Persoon van Christus. Eerst staan we stil bij de heerlijkheid en grootheid van Zijn Persoon, vers 19. Daarna staan we stil bij de heerlijkheid van Zijn boodschap. Door Zijn discipelen zet Hij Zijn werk voort op deze aarde. In het boek Handelingen kunnen we lezen hoe het Evangelie van Jerezalem naar Rome gaat. De Heilige Geest werkt een krachtig werk. Dat werk gaat voort totdat Christus wederkomt op de wolken van de hemel. Dan zal het einde van de geschiedenis er zijn. Dan begint de eeuwige vreugde die God heeft beloofd.
Het thema voor de preek is De verlossing van het lichaam der zonde. Er zijn twee punten: 1. een diepe klacht, vers 24. 2. een blijde jubel, vers 25.
in de middagdienst hopen we verder te gaan met de behandeling van zondag 23. Het gaat dan vooral over de aard en de noodzaak van het rechtvaardigende geloof.
De twee weldaden zijn wel verschillend van aard. In de rechtvaardigmaking wordt onze verhouding met God weer hersteld. In de heiligmaking wordt het leven weer gericht op Gods eer en Gods dienst. Beide weldaden zijn genadegaven van God, door Jezus Christus (Rom. 6:23).
In de preek staan we stil bij vers 22. Het slotgedeelte van Romeinen 6 (vers 20-23) wijst erop dat mensen dienstknechten zijn van zonde of van de gerechtigheid. Door genade worden zondaren dienstknechten van de gerechtigheid. Het diensknecht zijn van de zonde heeft twee belangrijke gevolgen. In de eerste plaats geeft het schaamte en 'kwelling van een slecht geweten'(Calvijn) zo lezen we in Rom. 6 vers 21. In de tweede plaats leidt de dienst aan de zonde tot de (eeuwige) dood (vers 21).
Tegenover de gevolgen van de dienstbaarheid aan de zonde staan de vruchten van de dienstbaarheid aan God. Paulus noemt twee vruchten namelijk heiligmaking en het eeuwige leven. Genade en het nieuwe leven leidt dus tot belangrijke vruchten, die ook zichtbaar worden in de levenswandel. Geloof en gehoorzaamheid horen in de Bijbel bijelkaar (zie vers 16).
Het thema voor de preek over Rom. 6 vers 22 is: Gods vernieuwende genade.
We letten op vier punten;
1. maakt vrij van de zonde, zie DL 5:1-2
2. maakt dienstbaar aan God, zie vers 16-19
3. heeft als eerste vrucht heiligmaking, heiligmaking is toewijding aan God en onze naaste. Zie zondag 32.
4. heeft als doel het eeuwige leven. Zie zondag 22. Eeuwige leven is niet heel lang leven maar de eeuwige vreugde genieten in God. Dat is op aarde in Christus ten dele en dat is eenmaal volmaakt in de heerlijkheid. Vreugde in God is het één van de grootste weldaden van het genadeverbond (zie Psalm 16 vers 11).
(319 items) | « 1 ... 28 29 30 31 32 » |