Van de predikant
Voor alle aankondigingen op deze pagina geldt uiteraard Deo Volente, zo God het wil.
« 1 ... 28 29 30 31 32 |
15:1-4 lezen we over het aangrijpende oordeel en de verwoesting over Moab. Vergelijkbaar in onze tijd met wat er in Syrië gebeurt.
15:5-9 lezen we dat de profeet Jesaja hierover zeer ontdaan is. 'Mijn hart schreeuwt over Moab...' zo lezen we in Jes. 15 vers 5. De profeet trekt zich het lot van dit heidense volk geweldig aan. Een belangrijke les voor westerse mensen aangaande de gebeurtenissen in Syrië.
16:1-5 lezen we een oproep om naar Juda te vluchten. Want er zal er 'Een zitten in de tent van David, Een, Die oordeelt, en het recht zoekt, en vaardig is ter gerechtigheid' (Jes. 16:5). Dit is een heenwijzing naar de komende Messias. Bij Hem alleen zijn mensen veilig, voor tijd en eeuwigheid. De heidense moabieten worden genodigd om tot Hem te vluchten. In de korte verklaring las ik het volgende: "In elk geval blijft dit de treffende hoofdgedachte van onze profetie (hoofdstuk 15 en 16), dat alleen in en door Sion ervaren wonderwerk van Gods genade en alleen in Sions Koning veiligheid is ook voor de omliggende volken" (Ridderbos, KV op Jes. pag. 128).
16:6-8 lezen we het gericht over Moab.
16:9-12 lezen we de grote bewogenheid van Jesaja over de ondergang van Moab.
16:13-14 zijn waarschijnlijk later toegevoegd en vertellen dat het oordeel wat Jesaja profeteerde ook vrij snel in uitgevoerd, 'binnen drie jaren' vers 16:14.
Kortom, een hele ingrijpende profetie waarin voor uitkomst gewezen mag worden op de verlossing in en door Christus. Een boodschap van zonde en genade voor de heidense volken. Een actuele boodschap ook voor vandaag.
Thema: Het nieuwe leven.
punt 1. door de gelovige toe-eigening van de dood van Christus, vers 3. Zie ook kanttekening 8 bij de statenvertaling.
punt 2. door de gelovige toe-eigening van de begrafenis van Christus, vers 4a. Zie ook kanttekening 9 van de statenvertaling.
punt 3. door de gelovige toe-eigening van de opstanding van Christus, vers 4b. Zie ook kanttekening 11 van de statenvertaling.
In de statenvertaling lezen we dat de toe-eigening van de dood, de begrafenis en de opstading van Christus de drie trappen (graden) zijn in de wedergeboorte. De kanttekenaren gebruiken hierbij het begrip wedergeboorte in ruimere zin. Ze bedoelen ermee het begin en de voortgang van het nieuwe leven. In de DL lezen we over de wedergeboorte in engere zin (DL 3/4:12). Dan denken we vooral na over het begin van het nieuwe leven.
Zondagmiddag is er een doopdienst. Naast dopen, een sacrament wat wijst op Christus bloed en Geest, zal ook gepreekt worden. De preek gaat over zondag 23 van de Heidelbergse Catechismus.
In de middagdienst hoop ik zelf voor te gaan en zal gepreekt worden over Zondag 22 van de Heidelbergse Catechismus.
Het gaat dan over drie zaken.
a. de vergeving der zonden, was nog blijven liggen van de vorige keer.
b. de wederopstinding van het lichaam. (des vleses). Dit is een fundamentele Bijbelse gedachte. In de klassieke wereld (Romeinen en Grieken) geloofden mensen niet in een wederopstanding van het lichaam. Het lichaam was een soort gevangenis van de ziel en moest daaruit verlost worden. De Bijbel echter leert anders. God heeft mensen met een ziel en lichaam geschapen. Ziel en lichaam zijn ook door het offer van Christus van de last der zonde verlost. En eenmaal, op de jongste dag, zal dit heerlijk blijken. Dan komt, door het oordeel heen, een totaal nieuwe schepping openbaar. De voorloper van deze totale vernieuwing is de opstanding van de Heere Jezus uit de doden.
c. het eeuwige leven. Eeuwig leven is niet in de eeste plaats altijd maar door leven, maar een leven van een heel andere orde. Het is de eeuwige vreugde en vrede in God. Dat leven wordt hier in beginsel reeds waar door het geloof en door Gods genade. Bij de wederkomst zal dat leven voor Gods kerk volkomen zijn. Dan wordt het diepste verlangen van Gods kinderen vervuld. Daarom is de 'overdenking van het toekomende leven' (Calvijn, Institutie Boek 3 hoofdstuk 9) ook zo belangrijk.
De overdenking van het toekomende leven volgens Calvijn in de Institutie. (Boek 3 hoofdstuk 9 paragraaf 1, 3.9.1)
1-2: door de beproevingen weerhoudt God ons van de buitensporige liefde tot het tegenwoordige leven
1. De ijdelheid van dit leven
Onder welke soort van beproeving wij ook gebukt gaan, we moeten ons altijd dit als doel ervan voor ogen houden dat we eraan wennen het tegenwoordige leven te verachten en als gevolg daarvan onszelf aansporen om het toekomende leven te overdenken. De Heere weet namelijk heel goed hoezeer wij van nature geneigd zijn tot een redeloze liefde voor deze wereld, en daarom wendt Hij het meest geschikte middel aan om ons daarvan te weerhouden en te bevrijden van die redeloosheid, zodat we niet al te vasthoudend blijven hangen aan deze liefde. Er is onder ons niemand die niet graag de indruk wil wekken in heel zijn levensgang naar de hemelse onsterfelijkheid te verlangen en te streven. We vinden het namelijk beschamend om het redeloze vee in geen enkel opzicht te overtreffen, maar de toestand van de dieren zou zeker niet minder dan de onze zijn, indien wij niet daarbovenuit nog de verwachting van het eeuwige leven na de dood zouden hebben. Maar als je nagaat wat ieder van ons denkt, wil en doet, zul je daarin niets dan stof en aarde vinden. Vandaar ook de dwaasheid dat onze geest zo door de loze schijn van rijkdom, macht en eer bevangen en afgestompt raakt dat zijn blik niet verder reikt. Ook het hart wordt zo door verlangen naar geld, goed en genot verzwaard dat het niet hoger kan rijzen. Kortom, heel de ziel raakt verstrikt in de verlokkingen van het vlees en zoekt haar geluk op aarde.
Om dit kwaad tegen te gaan geeft de Heere de zijnen door steeds weer nieuwe toonbeelden van ellende onderwijs aangaande de ijdelheid van het tegenwoordige leven. Om te voorkomen dat zij zichzelf een duurzame en onbezorgde rust en vrede in dit leven voorspiegelen, laat Hij hen dus dikwijls door oorlog, oproer, moord en doodslag of andere onrechtmatigheden verontrusten en belagen. Om ervoor te zorgen dat zij niet in grote hebzucht haken naar vergankelijke en onbestendige rijkdom of rust vinden in de dingen die zij bezitten, brengt Hij hen nu eens door verbanning, dan weer door onvruchtbaarheid van het land, nu eens door brand en dan weer op andere manieren tot armoede, of houdt Hij althans hun bezit bescheiden. Om hen niet al te veel te laten opgaan in de genoegens van het huwelijk, laat Hij hen kwellen door slecht gedrag van hun vrouwen, of houdt Hij hen nederig met kwaadwillige kinderen, of slaat Hij hen met het verlies van hun dierbaren. En indien Hij hun in dit alles al iets meer vergunt, stelt Hij hun toch door ziekten en gevaren voor ogen hoe hachelijk en vergankelijk alles is wat aan de dood onderworpen is, zodat zij zich niet in dwaze roemzucht erop gaan verheffen of al te veel vreugde en vertrouwen erin stellen.
Dan hebben wij dus pas werkelijk baat bij de leerschool van het kruis, wanneer wij leren dat dit leven, wanneer het op zijn eigen waarde geschat wordt, rusteloos, vol verwarring, op talloze manieren ongelukkig en in geen enkel opzicht echt gelukkig is; dat alles wat als de goede dingen van het leven beschouwd wordt, onzeker, onbestendig, vergankelijk en met veel kwaad vermengd en bezoedeld is. Tevens moeten we dan vaststellen dat we hier niets dan strijd te zoeken of te verwachten hebben, en dat wij de ogen moeten opheffen naar de hemel en denken aan de kroon die ons daar wacht. Want we moeten het zo zien, dat ons hart nooit echt ertoe gebracht zal worden zijn verlangen en gedachten te richten op het toekomende leven, als het niet eerst vervuld is van verachting voor het tegenwoordige leven. (overgenomen uit de Institutie van Calvijn, uitgave Den Hertog, vertaling van Dr. C.A. de Niet, wordt vervolgd)
1. vers 1-10 de lichamelijke opstanding van Christus uit de doden.
2. vers 11-18 de verschijning van Christus aan Maria Magdalena
3. vers 19-23 de verschijning van Christus aan de discipelen, zonder Thomas.
4. vers 24-29 de verschijning van Christus aan de discipelen, met Thomas.
5. vers 30-31 het doel van dit Evangelie: op dat gij gelovende het leven hebt in Zijn Naam.
Zondagmorgen gaat de preek over Joh. 20:8-9, het geloof van Johannes de discipel in de lichamelijke opstanding van Christus.
Zondagmiddag gaat de preek over Joh. 20: 21-23. De opdracht van de levende Zaligmaker aan Zijn discipelen.
Maandagmorgen (belijdenisdienst) gaaat de preek over Joh. 20:30-31. Opdat gij gelovende het leven hebt in Zijn Naam...
De noodzaak van het ware geloof volgens Calvijn
'Zo biedt zich dan Christus ons aan door het Evangelie, maar wij nemen Hem aan door het geloof' (Calvijn op Joh. 1 vers 12)
Opwas in de genade volgens Calvijn op Rom. 1 vers 17.
De gerechtigheid (of de zaligheid) wordt immers door het Evangelie aangeboden, en door het geloof aangenomen. Hieraan voegt hij (Paulus) toe: 'tot geloof', omdat naar de mate waarin ons geloof groeit en wij in deze kennis toenemen, in ons ook tegelijk de gerechtigheid Gods zich begint te vermeerderen en wij als het ware in het bezit daarvan bevestigd worden. Wanneer wij in het begin iets van het Evangelie proeven, zien wij wel, dat Gods aangezicht vriendelijk ons toegewend is, maar van verre. Naarmate echter de kennis der godsvrucht toeneemt aanschouwen wij de genade Gods, doordat zij ons als het ware naderbij kom, duidelijker en wordt zij ons meer vertrouwd'
1. vers 1-16, de veroordeling van Christus tot de dood.
2. vers 17-30, de kruisiging van Christus door de Romeinen.
3. vers 31-37, de bevestiging dat Christus waarlijk gestorven is.
4. vers 38-42, de begrafenis van Christus.
Op goede vrijdag hoop ik te preken over Joh. 19 vers 35-37. Het gaat in deze versen over de dood van de Middelaar. Twee gedachten: de waarheid van Zijn dood, vers 35. De betekenis van Zijn dood, vers 36-37.
Jonathan Edwards (1703-1758) over de natuurlijke mens en de hel
Bijna ieder natuurlijk mens die van de hel hoort, vleit zich met de gedachte dat hij eraan zal ontsnappen. Hij vertrouwt dat hij zichzelf zal kunnen beschermen. Hij vleit zich met hetgeen hij gedaan heeft, met hetgeen hij nu doet of met hetgeen hij van plan is te doen. Iedereen overlegt in zijn hart hoe gij aan de verdoemenis zal ontsnappen, en hij vleit zich dat hij de zaken goed heeft doordacht en dat zijn plannen niet zullen falen.
(Jonathan Edwards in een preek over Deut. 32:35, 'Zondaren in de handen van een vertroond God'. Preek is uitgegeven door uitgeverij Den Hertog in de bundel 'Een schuilplaats in gevaren'.
'Kruisiging was een barbaarse marteling en gold als een uiterst gruwelijke dood. Op de meegedragen dwarsbalk werd de veroordeelde eerst aan zijn polsen met spijkers vastgenageld. Daarna hees men de dwarsbalk op en bevestigde die aan de gereedstaande paal. Tenslotte werden ook de voeten van de gehangene vastgesnoerd en/of vastgepind. Hangend in de brandende zon, begon de doodstrijd die vele uren kon duren. Door de onnatuurljke houding van het lichaam werd de ademhaling van het slachtoffer bemoeilijkt. Om voldoende lucht te krijgen moest hij zijn armen ontspannen, wat alleen mogelijk was door zich enigszins op te richten. Dit veroorzaakte echter een hevige pijn aan de voeten, zodat hij zich weer liet zakken en de benauwdheid terugkeerde. Zo bewoog de gekruisigde zich steeds moeizamer op en neer, totdat totale uitputting hem dit onmogelijk maakte. Uiteindelijk stierf het slachtoffer dan aan een shock en verstikking'. (P. H. R. van Houwelingen op Joh. 19:16 in de reeks Commentaar op het Nieuwe Testament).
De preken gaan zondag 20 maart 2016 over Joh. 19 vers 16 (morgen) en zondag 21 (middag).
Wilhelmus á Brakel over het lezen van de bijbel
We kunnen de Heilige Schrift ook praktisch-bevindelijk lezen. We zijn dan minder bezig om de precieze betekenis te achterhalen. Wat we wel doen, is: onszelf met een nederig, verlangend en gehoorzaam hart voor de Heere neerleggen, rustig en bedachtzaam luisteren naar de stem van God en de Heilige Geest in ons hart laten werken. Begrijpen we niet direct wat er staat, dan laten we dat voorlopig zo en gaan verder. Doet het Woord kracht aan ons hart, dan overdenken we de betreffende tekst om de betekenis tot ons door te laten dringen. We bidden, we danken, we verblijden en verwonderen ons; onze gehoorzaamheid wordt verlevendigd – en dan lezen we verder. Hebben we een hoofdstuk uit? Dan overdenken we het nog eens rustig, als we er tijd voor hebben. Is er iets wat ons bijzonder raakt, dan maken we een aantekening of we leren de tekst uit ons hoofd.
Op deze manier moeten zowel hoog- als laagopgeleide mensen het Woord lezen. We zullen de geestelijke betekenis van het Woord hoe langer hoe beter begrijpen, en het zal ons steeds aangenamer worden om met het Woord bezig te zijn. ‘Zo iemand wil Deszelfs wil doen, die zal van deze leer bekennen of zij uit God is’ (Joh. 7:17); ‘Indien gijlieden in Mijn woord blijft, zo zijt gij waarlijk Mijn discipelen, en zult de waarheid verstaan, en de waarheid zal u vrijmaken’ (Joh. 8:31-32).
(Overgenomen uit de hertaalde uitgave van De Redelijke Godsdienst een uitgave van uitgeverij De Banier).
Ware liefde zoekt geen beloning
Wat is Bijbelse liefde wel? Het is die liefde die Paulus als eerste noemt als hij spreekt over de vruchten van de Geest die in het hart van de gelovige openbaar komen. Hij schrijft aan de Galaten: ‘Maar de vrucht des Geestes is liefde. Het eerste kenmerk daarvan is de liefde tot God zoals Adam die had vóór de val. Hij die déze liefde heeft, verlangt ernaar God lief te hebben met heel zijn hart, zijn ziel, zijn verstand en met al zijn krachten. Het tweede kenmerk daarvan is de liefde tot de naaste. Degene die de Bijbelse liefde bezit, verlangt ernaar zijn naaste lief te hebben als zichzelf. Bijbelse liefde blijkt in daden. Een gelovige kan tegenover ieder die hij ontmoet vriendelijk zijn. En hij laat het niet bij vriendelijke woorden en aardige wensen alleen, maar hij zal er álles aan doen om het verdriet van anderen te verzachten en te verlichten en hun blijdschap te bevorderen. Net als de Heere Jezus zal hij liever de ander dienen, dan erop uit zijn om zelf gediend te worden. Hij zal ook niet kijken of hij er wel of niet iets voor terug zal krijgen. Hij is met Paulus bereid om zichzelf als een drankoffer te laten offeren voor anderen, hoewel die anderen hem soms met haat tegemoet treden. Ware liefde zoekt geen beloning!
(overgenomen uit Gouden Momenten, een dagboekje van J. C. Ryle (1816-1900), uitgave Banier).
Jesaja 14:28-32 is de last tegen de Filistijnen. 'Last' betekent woorden die God oplegt en de profeet moet bekend maken, wat de gevolgen ervan ook zijn. Soms werden de profeten om hun woorden gedood of gevangen gezet. Vandaar het woord 'last'. Een zware opdracht dus, die vervuld moest worden. Jesaja heeft deze last ontvangen 716 voor de geboorte van Christus, het sterfjaar van koning Achaz (vers 28). We lezen in vers 32 over de 'boden des volks'. Dit zijn gezanten van de Filistijnen. Deze mensen willen het volk van Juda vragen om samen tegen de Assyriers te strijden. Men vraagt dus om een politiek bondgenootschap. Het antwoord op dit verzoek is afwijzend. De Heere heeft Sion, Jeruzalem, gegrond. Van Hem alleen kan het volk Israël heil verwachten. De tekst is een oproep aan het volk Israël om alleen op God te vertrouwen en niet op mensen en machten. Israël heeft het wel heel moeilijk. De tekst spreekt over de 'bedrukten Zijns volks'. Het grondwoord voor bedrukten kan ook worden vertaald met nederigen, ellendigen, armen. De Heere is de enige en betrouwbare toevlucht voor Zijn volk. 'Zijn' volk, niet het volk. Zijn wijst hier op de verbondsrelatie tussen God en Israël. Zie bijvoorbeeld Deut. 5 vers 2! Het sinaiverbond is een van de grote heilsdaden van God in de geschiedenis. God is steeds trouw aan dit verbond. Het volk is helaas niet trouw aan dit verbond.
De preek (bijbellezing) gaat vanavond, 15-3-2016, over Jes. 14:28-32. Vooral vers 32 is belangrijk.
De preken gaan op de biddag (9-3-2016) over Mark. 1 vers 35 (middag) en Nehemia 9 vers 32 (avond).
De preken gaan op zondag 13 maart 2016 over Joh. 18 vers 37 (morgen) en zondag 20 (Middag).
Calvijn over de noodzaak van de geloofsvereniging met Christus
(319 items) | « 1 ... 28 29 30 31 32 |