Van de predikant
Voor alle aankondigingen op deze pagina geldt uiteraard Deo Volente, zo God het wil.
Op Goede Vrijdag denken we na over de kruisiging van de Heere Jezus. Het is opmerkelijk dat alle evangelisten de kruisiging noemen en verder niet ingaan op de manier van kruisigen. Sommige verklaarders denken dat dit zo is omdat de Bijbel niet de nadruk wil leggen op het lichamelijke lijden van de Heere Jezus. Andere verklaarders wijzen erop dat de kruisdood niet uitvoerig wordt beschreven omdat iedereen wist hoe aangrijpend een dergelijke dood was. De Romeinen hadden namelijk de gewoonte om bij alle steden een paar palen neer te zetten waarop mensen gekruisigd konden worden. Het kwam dus best veel voor dat er een kruisiging plaatsvond en dat mensen daar kennis van namen. Pas rond het jaar 400 is de dood door kruisiging afgeschaft.
De kruisen werden gewoonlijk geplaatst langs de grote en drukke wegen naar een stad. Vandaar dat we ook lezen in Marcus 15 vers 29 over mensen die “voorbijgingen”. Er zullen ongetwijfeld mensen zijn geweest die bij het kruis van de Heere Jezus hebben staan kijken. Maar meer nog zijn er talloze mensen geweest die op weg waren naar Jeruzalem en die langs het kruis van Jezus zijn gelopen. Vandaar dat de kruisiging van de Heere vrij algemeen bekend was.
Er is over de lichamelijke aspecten van de kruisdood wel het een en ander te zeggen. De kruisdood was eigenlijk een dood door uitputting en verstikking. Iemand die gekruisigd werd leed ondraaglijke pijnen door verkramping van alle spieren in het lichaam. Prof. B. Smalhout, hoogleraar en arts, heeft een aantal medische aspecten van de kruisdood beschreven in het boek “Bijbelse Tijdgenoten” in het opstel ‘Een verschrikkelijk vrijdag’. Onderstaand citeer ik eruit:
“De dood trad (bij kruisiging, WV) echter niet snel in. Afhankelijk van de conditie van de veroordeelde en de techniek van het kruisigen, duurde het sterven vele uren en vaak tot de volgende dag. Er zijn gevallen beschreven dat de gekruisigde ruim twee dagen in leven bleef. Waaraan stierf het beklagenswaardige slachtoffer tenslotte en wat was medisch gesproken de uiteindelijke doodsoorzaak? Dat is met redelijke zekerheid te reconstrueren. De wonden in de polsen en voeten waren niet levensgevaarlijk, evenmin als het geringe bloedverlies. Neen, de dood trad in door een geheel ander mechanisme. Als men iemand aan de polsen ophangt zakt het lichaam door de zwaartekracht naar beneden. Hierdoor komt er een grote spanning te staan op de spieren van de armen, de schouders en de borst. De ribben worden naar boven getrokken en op die wijze komt de borstkas in maximale inademingsstand te staan. De gekruisigde kan nog ademen met behulp van zijn middenrif. Maar het is dan moeilijk om uit te ademen en de veroordeelde begint het na 10 minuten benauwd te krijgen. Hij is dan enigszins te vergelijken met een longpatiënt die een ernstige astma-aanval heeft. De zwaar belaste arm-, schouder- en borstspieren geraken in een uiterst pijnlijke kramptoestand.
De spierstofwisseling wordt verhoogd terwijl daar door een belemmerde bloedcirculatie in de ledematen onvoldoende zuurstof voor beschikbaar is. Het resultaat is onder meer de productie van grote hoeveelheden melkzuur, waardoor er tenslotte in het gehele lichaam een verzuringsproces optreedt. De situatie wordt verergerd doordat de veroordeelde, zoals eerder opgemerkt, niet goed kan uitademen en daardoor zijn door het lichaam geproduceerde koolzuurgas niet meer volledig kwijt kan. Het slachtoffer begint extreem te transpireren waardoor letterlijk het doodszweet met stromen langs zijn lichaam loopt. Ook het hart begint het langzamerhand op te geven. Tenslotte sterft het slachtoffer aan shock en verstikking. Dit kan reeds binnen het half uur geschieden. De Duitsers pasten deze dodelijke marteling onder meer in het concentratiekamp te Dachau toe. Ze hingen dan hun slachtoffers met een touw aan de polsen op.
Zulk een betrekkelijk snelle dood was niet de bedoeling van de Romeinen. Daarom werden ook de voeten vastgespijkerd. De veroordeelde kon dan de dreigende verstikking tijdelijk onderbreken of uitstellen door zich op de voetspijker af te zetten, de benen te strekken, het lichaam omhoog te drukken en zodoende de arm- en borstspieren wat te ontlasten. Dan kon hij weer korte tijd redelijk goed ademhalen. De verzuring van het lichaam werd wat minder en de vale gelaatskleur verdween. Maar het staan met het volle lichaamsgewicht op een vierkante spijker die dwars tussen de middenvoetsbeenderen is geslagen, veroorzaakt een onhoudbare pijn. De veroordeelde buigt dan weer spoedig de knieën en zakt naar beneden totdat hij weer aan de spijkers in de polsen hangt. Zo rekt de gekruisigde het armzalige leven. Steeds weer zal hij zich moeizaam opdrukken en zich daarna gedwongen door de pijn laten zakken. Zijn door de voorafgegane geseling kapotgeslagen rug wordt daarbij door het ruwe hout voortdurend opengescheurd. Op en neer, tienmaal, honderdmaal totdat de uitputting het hem dat verder onmogelijk maakt en hij sterft aan verstikking.
Er staat nog meer in het artikel van dr. Smalhout, wat op internet te vinden is. In ieder geval was de kruisdood een verschrikkelijke dood, die de Heere Jezus vrijwillig heeft ondergaan. Bovendien moeten we ook beseffen dat het geestelijke lijden van de Heere nog vele malen aangrijpender is geweest. Wat heeft het dus de Heere gekost om Zijn volk te verlossen van de dood en terug te brengen bij God? Het is met geen woorden te beschrijven.
In de middagdienst te houden we een nabetrachting op het Heilig Avondmaal. In een nabetrachting spreek denken we terug aan het grote werk wat Christus heeft verricht. Ook denken we na over de roeping en de toekomst van de gelovigen. Bestaan deze dienstdeel bij zondag 22 van de Heidelbergse Catechismus.
Het gaat in deze zondag om de troost van de kerk. Bestaan dan stil bij een tweetal gedachten:
A. De wederopstanding van het lichaam.
B. Het eeuwige leven.
Ik geef nog even de liturgie voor deze middag.
Zingen:77:8/93:4/84:4,5,6/95:1/89:8
Lezen: 1 Kor. 15: 35-58
DL. 5:15
We komen deze zondag samen om Gods Woord te horen. Ook komen we samen om de dood van de Heere te gedenken. Tijdens het avondmaal staat de kruisdood van Christus centraal. Door Zijn dood ontvangt Kerk vergeving en het eeuwige leven.
We willen in de morgendienst kort stilstaan bij hetgeen we vinden in Marcus 15:2. We lezen daar het volgende: "En Pilatus vraagde Hem: Zijt Gij de Koning der Joden? En Hij antwoordende, zeide tot hem: Gij zegt het." (Mark. 15:2). Pilatus vraagt aan de Heere Jezus of Hij de Koning der Joden is. De Heere geeft op die vraag een bevestigend antwoord. De joden hebben de Heere Jezus beschuldigd dat Hij een aardse koning is. De Heere is echter koning van een geestelijk rijk. Hij is de koning van Zijn Kerk.
We staan dus stil bij de Koning der Joden. We letten daarbij op een drietal gedachten:
1. Een vernederde Koning.
2. Een zwijgende Koning.
3. Een enige Koning.
Ik geef nog even de liturgie voor deze morgen.
Zingen:70:3/72:6,7,8/73:13/136
Lezen: Mark. 15:1-15
We zijn toegekomen aan hoofdstuk 31 uit de profetie van Jesaja. Dit hoofdstuk moeten we weer zien in de tijd van de Assyrische belegeringen. Sanherib was bezig om het hele gebied van Kanaän en Egypte te veroveren. Voor de inwoners van het twee stammenrijk bracht dit grote zorgen en problemen met zich mee. In de geweldige overmacht van de Assyriërs zoekt men vooral heil bij Egypte. Jesaja echter roept het volk op om op God te vertrouwen. Er is echter onder het volk van Juda geen terugkeer naar God. Egypte echter wordt door Sanherib verslagen. Jeruzalem zal dus door Sanherib worden veroverd. De Heere echter zal ingrijpen. Hij zal het volk verlossen. We lezen daarover het volgende:
"Want alzo heeft de HEERE tot mij gezegd: Gelijk als een leeuw, en een jonge leeuw over zijn roof brult, wanneer schoon een volle menigte der herderen samengeroepen wordt tegen hem, verschrikt hij voor hun stem niet, en vernedert zich niet vanwege hun veelheid; alzo zal de HEERE der heirscharen nederdalen, om te strijden voor den berg Sions en voor haar heuvel." (Jes. 31:4).
De HEERE der heirscharen zal nederdalen om Juda te verlossen. Jesaja mag profeteren dat de Heere uitkomst zal geven. In hoofdstuk 37 van de profetie van Jesaja kunnen we de uitkomst lezen. De Heere geeft een volkomen verlossing van alle vijanden. In hoofdstuk 31 wordt die verlossing geprofeteerd. We staan daarom vanavond stil bij de profetie van de verlossing door de Heere. We letten daarbij op drie gedachten:
a. Het Huis der boosdoeners, vers 2.
b. Het nederdalen van de Heere, vers 3.
c. De oproep tot bekering, vers 6
We geven tenslotte ook nog even de liturgie voor deze avond:
126:2/130:1,2,4/132:9,12/135:3
Jesaja 31 vers 4b
NGB art 29
We zijn toegekomen aan zondag 21 van de catechismus. Deze zondag gaat over de weldaden die Christus heeft verworven en die de Heilige Geest toepast. Het gaat over de kerk, de gemeenschap der heiligen en de vergeving der zonden.
De liturgie voor deze zondag is het volgende:
Zingen: 48:5/100:3/107:1,2,3/108:2/109:18
Lezen: Ef. 4:1-16
Zondag 21
Belijdenis: NGB art 28
We zijn in de lijdensweken. Ook hebben we deze zondag een voorbereiding op het Heilig Avondmaal. We hopen weer stil te staan bij de lijdensweg van de Heere Jezus. Hij ging van kribbe naar kruis. Die weg heeft Hij geduldig, alleen en volkomen afgelegd. Als een lam werd Hij ter slachting geleid.
We staan deze zondag stil bij Mark. 14: 27-31. We lezen daar het volgende:
"En Jezus zeide tot hen: Gij zult in dezen nacht allen aan Mij geërgerd worden; want er is geschreven: Ik zal den Herder slaan, en de schapen zullen verstrooid worden. Maar nadat Ik zal opgestaan zijn, zal Ik u voorgaan naar Galiléa. En Petrus zeide tot Hem: Of zij ook allen geërgerd werden, zo zal ik toch niet [geërgerd worden]. En Jezus zeide tot hem: Voorwaar, Ik zeg u, dat heden in dezen nacht, eer de haan tweemaal gekraaid zal hebben, gij Mij driemaal zult verloochenen. Maar hij zeide nog des te meer: Al moest ik met U sterven, zo zal ik U geenszins verloochenen! En insgelijks zeiden zij ook allen." (Mark. 14:27-31).
We lezen in dit gedeelte de weg van het lijden. We staan stil bij twee gedachten:
a. de Herder wordt geslagen.
b. de schapen worden verstrooid.
In het lijden van Jezus gaat de profetie (Zach. 13:7) in vervulling. De Christus moest lijden en alzo in Zijn heerlijkheid ingaan.
We geven nog even de liturgie voor deze morgen:
Zingen: Psalm 60:3/62:2,3,4/69:4/72:8
Lezen: Mark. 14:12-31
Tekst Mark. 14: 27-31
We zijn toegekomen aan zondag 20 van de catechismus. Deze zondag gaat over de Heilige Geest, de derde Persoon in het goddelijke wezen. We staan stil bij twee gedachten:
a. de Persoon van de Heilige Geest.
b. de gaven van de Heilige Geest.
De Heere geve dat we persoonlijk de Geest en Zijn werk mogen kennen in ons hart. De Heere Jezus heeft gezegd de Geest is het die levend maakt, het vlees is niet nut. Laten we bidden om de Geest in ons leven.
We overdenken in deze weken het lijden en sterven van Christus. Christus is de Borg voor Zijn gemeente. Alleen door Zijn offer is er heil en redding mogelijk. Zondaren hebben Christus nodig. We weten dat Christus is gekomen. Maar het is niet genoeg dat we dat weten. Calvijn zegt in zijn Institutie dat het werk van Christus geen waarde heeft als wij er persoonlijk geen deel aan krijgen. We krijgen deel aan Christus door het ware geloof. Zonder geloof is het onmogelijk om God te behagen.
We willen deze zondag beginnen met de lijdensgeschiedenis. We volgen het lijden en sterven van Christus vanuit het Markusevangelie. We staan deze zondag stil bij Markus 14:3-9. We lezen daar het volgende:
"En als Hij te Bethanië was, in het huis van Simon, den melaatse, daar Hij aan [tafel] zat, kwam een vrouw, hebbende een albasten fles met zalf van onvervalsten nardus, van groten prijs; en de albasten fles gebroken hebbende, goot die op Zijn hoofd. En er waren sommigen, die dat zeer kwalijk namen bij zichzelven, en zeiden: Waartoe is dit verlies der zalf geschied? Want dezelve had kunnen boven de driehonderd penningen verkocht, en [die] den armen gegeven worden; en zij vergrimden tegen haar. Maar Jezus zeide: Laat af van haar; wat doet gij haar moeite aan? Zij heeft een goed werk aan Mij gewrocht. Want de armen hebt gij altijd met u, en wanneer gij wilt, kunt gij hun weldoen; maar Mij hebt gij niet altijd. Zij heeft gedaan, hetgeen zij kon; zij is voorgekomen, om Mijn lichaam te zalven, [tot een voorbereiding] ter begrafenis. Voorwaar zeg Ik u: Alwaar dit Evangelie gepredikt zal worden in de gehele wereld, [daar] zal ook tot haar gedachtenis gesproken worden, van hetgeen zij gedaan heeft." (Mark. 14:3-9).
Het gaat over de zalving van Christus in Bethanië. We letten daarbij op drie punten.
a. het feit van de zalving, vers 3.
b. de tegenstand tegen de zalving, vers 4-5.
c. het onderwijs over deze zalving, vers 6-9.
(8 items) | 1 |