Van de predikant
Voor alle aankondigingen op deze pagina geldt uiteraard Deo Volente, zo God het wil.
In deze dienst gaat we verder met het onderwijs over het gebed. Het is belangrijk dat we onderwezen worden in de noodzaak en de aard van het ware gebed. Het is de weg waarin de Heere Zijn gaven wil geven.
We staan deze keer stil bij zondag 49. We bidden daar op Gods wil mag geschieden. We weten dat Gods wil ons bekend wordt gemaakt in de Bijbel. Die goede wil van God moet gestalte krijgen in ons leven. Dat is niet eenvoudig, vooral niet omdat de zonde en de duivel heerst in deze wereld. De Heere echter is het waard om gediend te worden. We zingen ervan in Psalm 25:2.
Gods wil moet geschieden. In de hemel gaat alle volgens goddelijk bevel. Op aarde moet ook alle knie voor de Heere Jezus worden gebogen. Daarin ligt heil en vrede. Vandaar dat we erom moeten bidden op dat mag geschieden. We bidden om volvoering van Gods wil in dingen die we niet begrijpen. We bidden om uitvoering van Gods wil in tegenspoed. We bidden in voorspoed. In alle omstandigheden is dit nodig, hoewel niet altijd eenvoudig.
De Heere geve veel onderwijs in Zijn leerschool.
Liturgie
GH:4/8:9/103:1,10,11/104:5/105:10
Rom. 12 ZD 49
NGB art 17
Op deze zondag willen we beginnen met de lijdensgeschiedenis. Die geschiedenis brengt ons bij de gang van de Heere Jezus naar Golgotha. Het mag wel opvallen dat alle vier Evangelisten ons daar uitvoerig over informeren. De Heilige Geest heeft het nodig geoordeeld om deze geschiedenis op ons hart te drukken.
De lijdensweg van de Heere Jezus kent verschillende ingrijpende momenten. Het begin ligt bij de zalving van de Heere door Maria. Die geschiedenis kunnen we lezen in Matt. 26:6-13. De Heere noemt de zalving een ‘goed werk’ (Matt. 26:10). Daarna komen er verschillende zaken. We denken aan het verraad door Judas, de verloochening door Petrus, de gevangenneming, en tal van andere zaken. Het loopt uiteindelijk uit op de kruisiging op Golgotha.
We willen in deze dienst stil staan bij Luk. 22: 66-71. We lezen daar het volgende:
"En als het dag geworden was, vergaderden de ouderlingen des volks, en de overpriesters en Schriftgeleerden, en brachten Hem in hun raad, Zeggende: Zijt Gij de Christus, zeg het ons. En Hij zeide tot hen: Indien Ik het u zeg, gij zult het niet geloven; En indien Ik ook vraag, gij zult Mij niet antwoorden, of loslaten; Van nu aan zal de Zoon des mensen gezeten zijn aan de rechter[hand] der kracht Gods. En zij zeiden allen: Zijt Gij dan de Zoon Gods? En Hij zeide tot hen: Gij zegt, dat Ik het ben. En zij zeiden: Wat hebben wij nog getuigenis van node? Want wij zelven hebben het uit Zijn mond gehoord." (Luk. 22:66-71)
We lezen in dit gedeelte de veroordeling van de Heere Jezus door het Sanhedrin. We letten op twee gedachten:
a. de rechters.
b. de Zaligmaker.
Het Sanhedrin is reeds in de nacht samenkomen. Dit kunnen we lezen in Matt. 26 en Mark. 14. Dit college mag echter niet in de nacht een doodvonnis uitspreken. Daarvoor moeten ze wachten tot de morgen. Het gaat dus in dit gedeelte om de officiële samenkomst van het Sanhedrin. Er worden twee vragen aan de Heere Jezus gesteld. De eerste vraag is: Zijt Gij de Christus. de tweede vraag is: Zijt Gij dan de Zone Gods. Als de Heere dit niet ontkent, dan wordt Hij veroordeeld tot de dood. Want in Lev. 24:16 kunnen we lezen dat de godslasteraar gedood moest worden. Formeel lijkt dus alles in orde. Maar de rechter zijn niet eerlijk. Er wordt leugen en bedrog gebruikt om de Heere Jezus tot de dood te veroordelen.
De Heere echter ondergaat de veroordeling door het Sanhedrin. Als Hem gevraagd wordt naar Zijn Persoon dan kan en mag Hij niet zwijgen. Volkomen gewillig staat Hij voor de godsdienstige rechters. Hij draagt het oordeel opdat wij in het oordeel zullen worden vrijgesproken. Op grond van Zijn borgstelling. De Heere is hier de Borg voor Zijn kerk. Dit wordt door het geloof ook zo verstaan. Geve de Heere ogen om dat te zien.
Vragen
a. waarom wordt de lijdensgeschiedenis vier keer beschreven?
b. wat zijn de belangrijkste momenten in de lijdensgeschiedenis?
c. waarom moest de Heere Zich tot in de dood vernederen?
d. waarom veroordeelt het Sanhedrin de Heere Jezus tot de dood?
e. waarom laat de Heere Zich veroordelen?
Liturgie
62:5,6/69:2,4/71:15/76:5
Luk. 22:54-71 vers 66-71
In deze dienst hebben we een nabetrachting. We staan dan stil bij de grote en praktisch betekenis van het leven des geloofs. Het Avondmaal wil Gods kinderen herinneren aan een godzalige wandel. De oude puriteinen typeerden het leven der genade vooral als een strijd. Gods oprechte kinderen hebben op aarde een voortdurende strijd met machtige vijanden.
Het strijdende leven komen we ook tegen in Psalm 22. We willen maar gewoon verder lezen en overdenken. We komen dan bij de verzen 4-6. We lezen daar het volgende:
"Doch Gij zijt heilig, wonende [onder] de lofzangen Israëls. Op U hebben onze vaders vertrouwd; zij hebben vertrouwd, en Gij hebt hen uitgeholpen. Tot U hebben zij geroepen, en zijn uitgered; op U hebben zij vertrouwd, en zijn niet beschaamd geworden." (Ps. 22:4-6)
We beluisteren in deze verzen het leven des geloofs. We staan stil bij drie gedachten:
a. een belijdenis, vers 4
b. een toevlucht, vers 5a en 6a
c. een verlossing, vers 5b en 5b.
De Heere geve ons een gezegende rustdag, tot eer van Zijn grote Naam.
Deze dienst staat in het teken van het Heilig Avondmaal. We willen stilstaan bij Psalm 22. Deze psalm wordt door de Statenvertalers gezien als een profetie van de lijdende Christus. Graag sluiten we bij deze verklaring van de Psalm aan.
De Heere Jezus heeft in het vierde kruiswoord het tweede vers geciteerd. Daarmee wil Hij zeggen dat deze Psalm Zijn kracht was te midden van lijden en dood. We willen eerst stilstaan bij vers 2. We lezen daar het volgende:
"Mijn God, mijn God, waarom hebt Gij mij verlaten, verre zijnde van mijn verlossing, [van] de woorden mijns brullens?" (Ps. 22:2)
Het gaat in dit vers over het lijden van Christus. We staan stil bij twee gedachten:
a. de diepte van het lijden, vers 2b.
b. het houvast in dit lijden, vers 2a, Mijn God, Mijn God….
Vragen
1. zijn er nog meer lijdenspsalmen en zo ja welke?
2 hoe ziet de BMU deze Psalm en hoe de kantteningen?
3 hoe weten we dat het in deze Psalm over Christus gaat?
4 zijn er ook dingen die op David kunnen slaan in deze psalm?
5. hoe is de indeling in deze Psalm (zie BMU)?
6 wat bidt de dichter tot twee keer toe (vers 10-12 en 20-22)?
We gaan in deze bijbellezing weer verder met Jesaja. We zijn toegekomen aan Jes. 40:12-31. In dit gedeelte worden de moedeloze ballingen in Babel toegesproken. De God van Israël is machtiger dan alle goden van de aarde. We staan vooral stil bij vers 27-31. We beluisteren daar de grootheid en heerlijkheid van de God van Israël.
We lezen het volgende:
"Waarom zegt gij [dan], o Jakob! en spreekt, o Israël! mijn weg is voor den HEERE verborgen, en mijn recht gaat van mijn God voorbij? Weet gij het niet? Hebt gij niet gehoord, dat de eeuwige God, de HEERE, de Schepper van de einden der aarde, noch moede noch mat wordt? Er is geen doorgronding van Zijn verstand. Hij geeft den moeden kracht, en Hij vermenigvuldigt de sterkte dien, die geen krachten heeft. De jongen zullen moede en mat worden, en de jongelingen zullen gewisselijk vallen; Maar dien den HEERE verwachten, zullen de kracht vernieuwen; zij zullen opvaren met vleugelen, gelijk de arenden; zij zullen lopen, en niet moede worden; zij zullen wandelen, en niet mat worden." (Jes. 40:27-31).
We staan stil bij drie gedachten:
a. een herkenbare klacht, vers 27 mijn weg is voor de Heere verborgen…
b. een krachtige troost, vers 31 maar die de Heere verwachten…
c. een heerlijke zegen, vers 31b.. zullen de kracht vernieuwen.
De ballingen zullen kracht krijgen om rond 538 voor Christus weer terug te keren naar Jeruzalem. De stad zal weer herbouwd worden en ook de tempel. De Heere zal aan Zijn volk gedenken. Zo gedenkt de Heere ook vandaag, in Christus, aan Zijn volk.
In deze dienst gaan we weer verder met de catechismus. We gaan verder met het volmaakte gebed. We zijn toegekomen aan de tweede bede. Die bede gaat over de komst van God rijk. Dit rijk komt eerst in zondaarsharten. Daarna komt dit rijk ook in d hele wereld. Dit rijk zal eenmaal in volle heerlijkheid openbaar komen. We mogen elkaar wel aansporen om dit rijk te zoeken. Zoek de dingen die boven zijn…
Deze dienst is een voorbereiding op het Heilig Avondmaal. Het Avondmaal is een belangrijk moment in het kerkelijke leven. Het Avondmaal wordt bediend als herinnering aan het lijden en sterven van de Heere Jezus voor Zijn volk. De belangrijkste vraag is overigens niet of we deelnemen aan het Avondmaal. De kernvraag is of we door een waar geloof met de Heere Jezus verenigd zijn. De geloofsverbondenheid met Christus staat centraal in het leven van Gods kinderen. Laten we dat onszelf toch eerlijk voorhouden.
We zijn ook in de lijdensweken. Het Evangelie van het kruis staat centraal in de prediking. Trouwens het lijden en sterven van Christus is de kern van de Bijbelse boodschap. Alleen door het offer van Christus is aan Gods recht voldaan. De Heere brengt al Zijn kinderen als een arme en ontledigde zondaar aan de voeten van de Heere Jezus. Laten we die plaats toch vooral zoeken. Daar wordt God op het hoogst verheerlijkt en daar ontvangt de ziel de zaligheid. We willen weer stilstaan bij een tekst uit de brief aan de Romeinen. Wat hebben we trouwen in de achterliggende dagen veel aangereikt gekregen uit Gods Woord. Ik soms maar even op:
1. Vorige week zondag overdachten we: "Welken God voorgesteld heeft [tot] een verzoening, door het geloof in Zijn bloed, " (Rom. 3:25)
2. Op de biddagmiddag stonden we stil bij: "en God zeide: Begeer wat Ik u geven zal." (1 Kon. 3:5)
3. Op biddagavond hebben we gehoord uit de mond van Christus. "En Ik zeg ulieden: Bidt, en u zal gegeven worden; zoekt, en gij zult vinden; klopt, en u zal opengedaan worden." (Luk. 11:9).
Het zijn zomaar drie kostbare parels om te gebruiken in onze gebeden, onze meditatie, onze gesprekken en tal van andere zaken. Wat is het goed om een schriftje te hebben waarin we bijhouden met welke woorden en zaken ons de Heere wil nawandelen. Het mocht tot een eeuwige zegen zijn. Voor zondag voegen we er een tekst aan toe. We staan stil bij Rom. 4:3. We lezen daar het volgende:
"Want wat zegt de Schrift? En Abraham geloofde God, en het is hem gerekend tot rechtvaardigheid." (Rom. 4:3). Het gaat in deze tekst en in dit gedeelte over de rechtvaardiging door het geloof. Dit is de kern van de Bijbelse boodschap. We weten dat we door de zonde schuldig staan voor God. Laat niemand denken dat hij zo wel voor God kan verschijnen. Dat kan niet. We weten ook dat onze eigen gerechtigheden, zeg maar alle goede dingen die we doen, ons niet recht voor God stellen. We blijven schuldig en God gaat over de zonde niet heen. We kunnen alleen voor God bestaan als we deel hebben aan de gerechtigheid. We zullen recht moeten staan voor God.
In Romeinen vier gaat Paulus daarop verder in. Hij is als het ware in dit hoofdstuk in gesprek met de Joden. Paulus zegt dan drie zaken:
a. we staan niet recht voor God door goede werken, vers 1-8
b. we staan niet recht voor God door de besnijdenis, 9-12
c. we staan alleen recht voor God door het ware geloof in Christus, 13-25. Vooral het slot van dit hoofdstuk gaat over het ware geloof. De beoefening ervan wordt door Paulus helder beschreven aan de hand van de geschiedenis van Abram. Het ware geloof verbindt ons aan Christus en aan Zijn volmaakte gerechtigheid. Daarin zijn we gered. We willen daarom stilstaan bij twee gedachten:
a. de noodzaak van het geloof, Abram geloofde God.
b. de toegerekende gerechtigheid, het is hem tot rechtvaardigheid gerekend.
Het geloof is een gave van God. Het geloof heeft echter ook belangrijke kenmerken. In de beoefening van het geloof komt dat ook naar voren. Zondag 7 van de catechismus leert ons wat het ware geloof is.
De toegerekende gerechtigheid van Christus stelt ons recht voor God. Hiermee hangen allerlei zaken samen. Door de gerechtigheid van Christus worden zondaren door God tot kinderen aangenomen. Door die gerechtigheid zijn de zonden weggenomen. De Schrift leert ons duidelijk wat het betekent om deel te hebben aan de gerechtigheid van Christus.
Vragen.
a. waarom zijn Bijbel teksten belangrijk?
b. wat wil Paulus in de brief aan de Romeinen benadrukken?
c. wat is het ware geloof.
d. wat zegt de Heere daarover in Hebr. 11?
e. hoe heeft Abram geloof (Rom. 4 vers 18)?
f. wat betekent het woord toerekenen?
g. wat wordt precies aan een zondaar toegerekend?
h. waarom is de gerechtigheid van Christus zo belangrijk?
In de avonddienst staan we weer stil bij het gebed en het belang ervan. Ook letten we op de nood van mensen, gezinnen, huwelijken, kerken en samenleving. Er is heel veel nood. Wat moeten we er aan doen? Die vraag is belangrijk en soms ook heel moeilijk. De Bijbel wijst ons op het biddende en afhankelijke leven. Dat is zo nodig in tijden van moeite en zorg. Laten we dat ook vandaag niet vergeten. God doet wonderen, op het gebed!
We willen in de avonddienst vooral stilstaan bij Luk. 11:1-13. Dit gedeelte gaat over gebed en verhoring van het gebed. We kunnen in dit gedeelte vier delen onderscheiden. Eerste lezen we iets over de inhoud van het gebed (vers 1-4). In de tweede plaats lezen we iets over de gewilligheid van God om het gebed te horen (5-8). De Heere maakt met een duidelijk voorbeeld helder hoe graag God onze gebeden wil verhoren. In de derde plaats spoort de Heere aan om ook echt te bidden (9-10). Ieder heeft zo zijn eigen leven. We praten, werken, denken en … bidden… Maar is bidden vaak niet de sluitpost van ons leven? De Heere echter onderstreept het belang van aanhoudende en voortdurende gebed. Bidt en u zal gegeven worden.. Laten we in de eerste en voornaamste plaats toch eerst de Heere zoeken. Bij Hem zijn uitkomsten in alle zaken. Tenslotte lezen we ook iets over de verhoring (11-13). Boze mensen geven hun kinderen toch goede gaven. God de Vader zal dus zeker Zijn Geest niet onthouden aan hen die Hem daarom bidden.
We willen in de avonddienst daarom stilstaan bij het biddende leven. We richten ons vooral op de verzen 9-13. We lezen daar het volgende:
"En Ik zeg ulieden: Bidt, en u zal gegeven worden; zoekt, en gij zult vinden; klopt, en u zal opengedaan worden. Want een iegelijk, die bidt, die ontvangt; en die zoekt, die vindt; en die klopt, dien zal opengedaan worden. En wat vader onder u, dien de zoon om brood bidt, zal hem een steen geven, of ook om een vis, zal hem voor een vis een slang geven? Of zo hij ook om een ei zou bidden, zal hij hem een schorpioen geven? Indien dan gij, die boos zijt, weet uw kinderen goede gaven te geven, hoeveel te meer zal de hemelse Vader den Heiligen Geest geven dengenen, die Hem bidden?" (Luk. 11:9-13)
We staan stil bij twee punten.
Een aansporing tot het biddende leven, 9-10.
De zegen door het biddende leven, 11-13.
Vragen
a. welke voorrechten hebben wij vandaag de dag?
b. welke noden zijn er in jouw of uw leven?
c. kunnen onbekeerde mensen eigenlijk wel bidden (zie ook Hand. 8:22)?
d. wat moet iedereen doen die nog onbekeerd is?
e. hoe moeten wij bidden (vers 1-4)?
f. met welk beeld maakt de Heere Jezus duidelijk dat God wil verhoren (vers 5-8)?
g. met welke woorden spoort de Heere Jezus aan om te bidden (vers 9-10)?
h. met welke gave wil God vooral het gebed verhoren (vers 11-13)?
We mogen onze jaarlijkse biddag weer houden. Op de biddag vragen we de Heere om voor ons te zorgen. We hebben de zorg van de Heere nodig. Die zorg is nodig in alle tijdelijke dingen. We zijn in ons eten, drinken, gezondheid, opvoeding, werk, en tal van andere dingen geheel afhankelijk van God. Helaas beseffen we dat niet goed, maar door genade gaan we dat wel leren. Bovendien reizen we naar de eeuwigheid. Dat mag ons wel dag op dag duidelijk voor ogen staan. Een levenswandel die daar geen rekening mee houdt is niet goed. We gaan God ontmoeten. En in die ontmoeting gelden niet allerlei dingen die wij misschien erg belangrijk vinden. Daar geldt maar één ding: mag ik door het ware geloof leunen en steunen, als een goddeloze, op de Heere Jezus Christus. Dat moet de kern van ons leven zijn of worden. Anders gaat het niet goed. Alle andere zaken zijn ten diepste maar bijzaken. We mogen God dus ook vragen om geestelijke gaven. Laat vooral de worsteling om het ware geloof onze voortdurende aandacht hebben. De Heere wil daarom gebeden zijn.
We kunnen bidden met allerlei woorden en uitdrukking omschrijven. Laat ik er een paar noemen. Mocht u nog andere weten dan hoor is dat graag. Bidden is:
1. Vragen aan God om geestelijke en tijdelijke dingen.
2. Eerbiedig spreken met God. Doe dat vooral eerlijk en eenvoudig.
3. Het belangrijkste stuk van de dankbaarheid. Dankbaarheid is een ander woord voor godsdienst.
4. De ademhaling van de ziel. We hebben een lichaam wat voedsel nodig heeft. We hebben een ziel die dat ook nodig heeft.
5. Nood bekend maken aan God. Er is heel veel nood in gezinnen, persoonlijk leven en tal van andere zaken. Maak die nood bekend aan God.
6. De troon der genade aanlopen. Ik las bij Watson een diepe uitdrukking: Christus is veel gewilliger om te lijden en te sterven, dat wij gewillig zijn om de troon der genade aan te lopen.
7. God erkennen voor Zijn goede gaven. Elke morgen worden we wakker. Dat komt omdat God over ons leven waakt. Laten we die God dan ook erkennen, danken.
8. Gemeenschap hebben met God, in Christus. God heeft Zijn kinderen lief. Paulus noemt de gelovigen in Rome ‘geliefden Gods’ (Rom. 1:7). Liefde moet echter ondervonden worden. In het gebed wil de Heere tonen dat Hij van Zijn kinderen weet. En ze liefheeft… En hun gebeden hoort en verhoort.
Deze omschrijvingen geven misschien wat punten om onze gebeden eens na te gaan. Bidden we eigenlijk wel echt of zeggen we wat woorden en staan daarna weer op. Helaas is dat wel vaak de praktijk. Dat ligt niet en nooit aan God. Het komt door onze gerichtheid op de aardse dingen. Paulus zegt daarom: zoekt de dingen die boven zijn (Kol 3:1).
We willen deze biddag eerst stilstaan bij 1 Kon. 3:5-10. De kinderen hebben er op school ook over nagedacht en ervan gehoord. We citeren het 5e vers.
"Te Gíbeon verscheen de HEERE aan Sálomo in een droom des nachts en God zeide: Begeer wat Ik u geven zal." (1 Kon. 3:5). We lezen dus Begeer wat Ik u geven zal. Dat een vraag van God aan Salomo. Het is ook een vraag die we veel tegenkomen in de Bijbel. De Heere Jezus vraagt het bijvoorbeeld aan Bartimeüs. We lezen Mark. 10:51: "En Jezus, antwoordende, zeide tot hem: Wat wilt gij, dat Ik u doen zal? En de blinde zeide tot Hem: Rabboni! dat ik ziende mag worden." (Mark. 10:51). En in Joh. 5 vers 6 zegt de Heere Jezus tegen een zieke man: Wilt gij gezond worden? En in Joh. 8:10 lezen we: heeft u niemand veroordeeld? In Joh. 9:35 vraagt de Heere aan een man die weer kan zien: Gelooft gij in de Zoon van God? Kortom, we komen de vraag naar iets wat we nodig hebben heel vaak tegen. De Heere stelt die ook vandaag aan ieder. Begeer wat ik u geven zal.
Wat zou ons antwoord op die vraag zijn. Helaas er zijn veel verkeerde antwoorden. We gaan daar maar niet op in. Er zijn ook goede antwoorden. Die vinden we in de Bijbel. Wat heeft Salomo een heerlijk antwoord op die vraag mogen geven. Ook vandaag op biddag wil de Heere dit werken. Daarom komen we ook samen in de kerk. We staan dus stil bij wat we nodig hebben. We letten op twee punten:
· Een goddelijke vraag.
· Een heerlijk antwoord.
En laat dat woord van God toch veel in onze gedachten zijn. Begeer wat Ik u geven zal. Ook als we onze handen vouwen en onze knieën buigen. De Heere is het waard om gezocht te worden. Echt laten we toch ijverig zijn in deze dingen. Tegen een onbekeerde man, die totaal geen goed begrip had van goddelijke zaken, heeft de Heere Jezus gezegd: "Strijdt om in te gaan door de enge poort; want velen, zeg Ik u, zullen zoeken in te gaan, en zullen niet kunnen;" (Luk. 13:24).
Vragen
a. hoe kunnen we het gebed omschrijven?
b. wat zou jouw of uw eerlijke antwoord zijn op de vraag: Begeer wat ik u geven zal?
c. kunnen we nog meer teksten in de Bijbel vinden waar God iets aan mensen vraagt? Begin bij Gen. 3:9 en verder… Gen. 4:6 en Gen 4:10 en zo maar verder….
d. stelt God die vragen ook aan ons? En wat doen we er dan mee?
e. wat is het goede antwoord wat Salomo mag geven?
f. wat betekent dat goede antwoord nog meer? Krijgt hij alleen wat hij vraagt of geeft God nog meer?
We zijn bezig met het overdenken van het gebed. Ook op de biddag zullen we daarbij stilstaan. Het gebed is het voornaamste stuk van de dankbaarheid. Laten we het veel en vaak beoefenen. Het geestelijke leven bestaat in beoefening van de godzaligheid. Keer op keer kom je dat tegen in de Bijbel. Noach had het geloof en dat kon je zien doordat hij de ark bouwde. Abram was de vader van alle gelovigen en dat kom je merken omdat hij op God beloftewoord de reis naar Kanaän heeft gemaakt. Adam heeft na de zondeval in God belofte geloofd doordat hij zijn vrouw Eva noemde. Zo gaat het verder de hele Bijbel door. De Heere schenkt het geloof en daarna komt het ook in beoefening. Je kunt het zien en merken. Als we zeggen gelovig te zijn en er is niets van de merken dat bedriegen we onszelf. De Heere zegt dat we zijn Woord moeten horen en doen. Anders maken we onszelf wat wijs.
We zijn toegekomen aan de eerste bede (zondag 47). Die gaat over de heiliging van Gods Naam. Heiligen betekent grootmaken, eren en erkennen. Naam is in de Bijbel hetzelfde als Persoon. De Heere Jezus leert zijn kinderen in de eerste plaats dus de grootmaking van Gods Persoon. Dat we in alles rekening met Hem zullen houden. Dat God om ons niet onteerd maar geëerd en geprezen zal worden. Dat moet een voortdurend verlangen zijn in ons hart. Helaas, door de zonde hebben we vooral onszelf op het oog. We streven naar eigen eer. Maar de genade maakt alles anders. Dan gaan we Gods eer bedoelen. En dat krijgt dat ook betekenis in ons gebedsleven.
Bovenstaand is een stukje uit een preek van Andrew Gray (1633-1656) over 1 Joh. 3:23. Daar lezen we het volgende: "En dit is Zijn gebod, dat wij geloven in den Naam van Zijn Zoon Jezus Christus, en elkander liefhebben, gelijk Hij ons een gebod gegeven heeft." (1 Joh. 3:23). Gray gaat heel diep in op de verborgenheid van het geloof en het oprechte leven van een christen. Eigenlijk behoort hij zijn hele leven bezig te zijn in de overdenking van de drie grote verborgenheden die we hier boven kunnen lezen. Gray is niet heel oud geworden, 23 jaar, maar had wel veel ontvangen. We kunnen het slechts tot onze schade terzijde leggen. Laten we toch onze oude puriteinse predikers niet vergeten. Wet en Evangelie hebben ze geleerd en de praktijk ervan beoefend. Vandaag de dag behoren deze dingen niet anders te zijn. Het is de weg waarin de Heere Zijn oprechte kinderen oefent. Dat zijn de ware oefeningen van het geloof. De Heere geve die in ruime mate.
In deze dienst vragen een aantal zaken aandacht. In de eerste plaats zijn er gekomen in de lijdensweken. Het Evangelie van het kruis is de kern van de christelijke leer van het heil. In de lijdensweken herdenken we hoe er door Christus aan Gods recht is voldaan. God eist betaling van onze geestelijke schuld. Christus heeft door Zijn lijden en sterven volkomen voldaan. Ieder die Christus door een waar geloof omhelsd mag delen in die zegen. Christus immers is een volkomen Zaligmaker. Bij Hem is alles wat verloren mensen nodig hebben. Helaas, zijn mensen van nature niet gewillig. Daarom is Gods Geest nodig, om mensen te overtuigen en te brengen in hun verlorenheid bij de enige Zaligmaker van zondaren. We staan stil bij Romeinen 3:25. We letten vooral op het eerste deel. We lezen daar:
"Welken God voorgesteld heeft [tot] een verzoening, door het geloof in Zijn bloed…." (Rom. 3:25).
Het gaat in deze tekst over Christus Jezus. God de Vader heeft Hem voorgesteld tot een verzoening door het geloof in Zijn bloed. Paulus behandelt in de brief aan de Romeinen de betekenis van het lijden en sterven van Christus. Christus werd geboren, heeft gepreekt, stierf aan het kruis en stond weer op uit de doden. Waarom? Wel om zondige mensen te verlossen. We kunnen alleen maar verlost worden door de gerechtigheid van Christus. Er is in de wereld veel ongerechtigheid, zonde. Lees er de kranten maar op na. Er is helaas ook veel eigengerechtigheid. Dat zijn de goede dingen die wij doen. Maar die altijd onvolkomen zijn. Die eigen gerechtigheid stelt ons ook niet rein voor God. We zijn dus op allerlei manieren schuldig voor God. Hoe kunnen we dan God ontmoeten? Hoe komt een verloren mens in de hemel? Dat kan alleen als hij of zij door het ware geloof leunt en steunt op Christus en op Zijn gerechtigheid. Alle andere middelen zijn niet voldoende om God te kunnen ontmoeten. Bedenk, dit en laat u nergens anders mee tevreden stellen. Hebben we deel aan de gerechtigheid van Christus? Die vraag moet in dit leven tot een helder en duidelijk antwoord komen. Anders gaan we gewis verloren. Zo leert ons de Bijbel dat.
De gerechtigheid van Christus wordt in het Evangelie geopenbaard. Ze wordt ook door de Heilige Geest in de ziel geschonken. Het Evangelie gaat over de Persoon van Christus. En over Die persoon zegt Paulus iets in onze tekst. Het thema is dus Christus Jezus. De punten zijn:
a. door God de Vader voorgesteld.
b. het middel tot verzoening.
c. de noodzaak van het ware geloof.
Het eerste punt gaat over voorstellen van Christus. In kanttekening 50 vinden we drie zaken die daarmee bedoeld zijn.
Het tweede punt gaat over het middel tot verzoening. De apostel gebruikt hier een opmerkelijk woord (zie kantt. 51). In dit middel zien we iets van de grootheid, noodzakelijkheid, heerlijkheid en gepastheid van de Middelaar.
Het derde punt wijst op het geloof in Zijn bloed. Met bloed wordt het offer van de Heere Jezus bedoeld (kantt. 52). Met het geloof wordt het ware geloof bedoeld. Het geloof geeft een arme zondaar deel aan Christus. De geloofsvereniging met Christus is een belangrijke Bijbelse gedachte.
Vragen
a. waarover denken we na in de lijdensweken?
b. waar heeft de Heere Jezus aan geleden?
c. waarover gaat het Evangelie?
d. wat heeft een mens nodig om voor God te kunnen verschijnen?
e. in welke drie opzichten heeft God de Vader Christus voorgesteld (kant. 50)?
f. welk woord wordt in het Grieks gebruikt voor verzoening (kant. 51)?
g. wat is het ware geloof? (zie zondag 7 vr en antwoord.21).
(12 items) | 1 |