Van de predikant
Voor alle aankondigingen op deze pagina geldt uiteraard Deo Volente, zo God het wil.
We staan deze morgen stil bij de hemelvaart van de Heere Jezus. We weten dat de Heere na 40 dagen is opgenomen in de hemelse heerlijkheid. We lezen daarover in Luk. 24: 50-53. De Heere is zegenend heengegaan en heeft Zijn discipelen opgedragen om in Jeruzalem te wachten op de uitstorting van de Heilige Geest.
In de brieven vinden we de diepe betekenis van de hemelvaart. We willen deze morgen stilstaan bij een tekst uit Hebreeën. De tekst is: Hebr. 9:24. We lezen daar het volgende:
"Want Christus is niet ingegaan in het heiligdom, dat met handen gemaakt is, hetwelk is een tegenbeeld van het ware, maar in den hemel zelven, om nu te verschijnen voor het aangezicht van God voor ons;" (Hebr. 9:24)
Hoofdstuk 9 van deze brief heeft als achtergrond de grote verzoendag. We lezen daarover in Leviticus 16. Op die dag werd er geofferd, ingegaan in het heilige der heilige, verzoening tot stand gebracht en daarna kwam de hogepriester weer terug uit het heiligdom, de tabernakel. Deze gang wordt in hoofdstuk 9 beschreven en toegepast op de Heere Jezus. Hij is in het hemelse heiligdom ingegaan (hemelvaart) en heeft verzoening tot stand gebracht. De Heere is met zijn eigen bloed ingegaan. Eenmaal zal Hij ook uit dit heiligdom terugkeren. Dat is bij de wederkomst.
In vers 24 lezen we dat de Heere is ingegaan… in den hemel zelven om nu te verschijnen voor het aangezicht van God voor ons. We lezen hier dus over de hemelvaart van Christus. We zien ook twee zaken: a. de Heere is ingegaan. Dit wijst op het feit van de hemelvaart. B. de Heere is daar voor ons. Dat wijst op het nut van de hemelvaart.
Laten we bidden op God Zijn Woord in ons hart wil zegenen. Hemelvaart is de kroning van de Heere Jezus. Hij is een heerlijke koning voor arme mensen. Keer op keer wordt daarover in de Schrift gezongen.
In deze dienst staan we stil bij de laatste zondag. Eerst gaan we nadenken over de zesde bede. Het gaat om verlossing van de boze. We worden omringd door allerlei geestelijke boosheden. De Heere heeft geleerd dat die boze geesten door bidden en vasten moeten worden uitgedreven.
Tenslotte staan we ook stil bij het slot van het volmaakte gebed. Als laatste komen we dan bij het woordje Amen. Amen is niet dat het gebed ten einde is, maar dat het waar en zeker is. Dingen die we bidden moeten waar zijn. Namaak is God een gruwel. Dingen moeten ook zeker zijn. Zeker betekent dat we er niet aan twijfelen. Laten we het biddende leven beoefenen.
Dienst op zondagmorgen 16 februari 2020
Â
We denken de laatste weken na over Lukas 8. We hebben gehoord over het zaad en de grond. Ook hebben we gehoord over de lamp op de kandelaar. In onze vertaling lezen we over een kaars op de kandelaar. Het gaat echter om een lampje wat in die tijd gebruikt werd om licht te maken. Deze zondag willen we stilstaan bij Luk. 22-25. We lezen daar het volgende:
Â
Deze geschiedenis vinden we ook in Mark. 4:35-41 en in Matth. 8:23-27. Het gaat dus om een belangrijk moment in het optreden van de Heere Jezus. De kern is de beproeving van het geloof van de discipelen. De Heere vraagt aan hen: waar is uw geloof? (vers 25). Thema is dus Waar is uw geloof. We denken na over de volgende punten.
1. de beproeving van het geloof, 22-23a
2. het voorwerp van het geloof, 24
3. de beoefening van het geloof, 25.
Deze geschiedenis is een krachtige onderstreping van het werk van Christus. Mooi vond is wat ik ergens las: de Heere slaapt als de storm te keer gaat. Hij wordt wakker als zijn kinderen roepen. Ook in het wel mooi wat in de vroege kerk wel werd gezegd. Het hout van het schip wijst heen naar het hout van het kruis waardoor de kerk wordt behouden. Kortom een geschiedenis met veel onderwijs en lering.
Liturgie.
107:15/89:5,6,7/65:5/93:3
Luk. 8:22-39Â
Dienst voor zondagmiddag 16 februari 2020.
Â
Vorige week hebben we stilgestaan bij zondag negen van de catechismus. We werden bepaald bij het Vaderschap van God. In het doopsformulier kunnen we daar ook over lezen. We geloven in God de Vader de almachtige Schepper van de hemel en van de aarde.
Zondag staan we stil bij zondag 10 van de catechismus. Deze zondag brengt ons bij de voorzienigheid van God. De Heere zorg, regeert en helpt zijn kinderen. Keer op keer wil de Heere tonen dat Hij voor mensen wil zorgen. We noemen dat Gods voorzienigheid. Deze voorzienigheid gaat over alle dingen. Wat mogen we toch verblijd zijn dat dit soort dingen in de Bijbel worden geleerd. De Heere zal zorgen. Nee, dat betekent niet dat alles makkelijk zal zijn. De praktijk leert anders. Maar de Heere heeft wel Zijn bedoelingen met alle dingen. Geve de Heere dat we iets van de troost van de Gods regering mogen kennen.
Liturgie
93:1,4/2:7/97:1,2,3/99:2/103:10
Psalm 97
Zondag 10
NGB art 20
Dienst op zondag 9 februari 2020.
Â
Op zondag 26 januari 2020 hebben we stilgestaan bij de gelijkenis van het zaad en de zaaier (Luk. 8:4-15). Het blijkt dat het in deze gelijkenis gaat om de grond waarop het zaad valt. Heel veel zaad komt op verkeerde plaatsen terecht. De Heere zegt tegen de schare dat ze goed moeten luisteren. Wie oren heeft om te horen die hore.
De Heere legt aan de discipelen de betekenis van de gelijkenis uit. De schare krijgt onderwijs door het verhaal. De discipelen mogen de verborgenheden van het rijk Gods verstaan. Het zaad is het Evangelie. De zaaier is de prediker en de grond is het mensenhart. Zaad komt in het mensenhart. Maar veel zaad blijft daar niet en brengt ook geen vrucht voort. Op de goede aarde blijft het en het brengt vrucht voort. Na deze waarschuwende gelijkenis vertelt de Heere nog een verhaal. Ditmaal voor de discipelen. We lezen Luk. 8:16-18. We lezen daar het volgende.
16 En niemand die een kaars ontsteekt, bedekt dezelve met een vat of zet ze onder een bed; maar zet ze op een kandelaar, opdat degenen die inkomen, het licht zien mogen.
17 Want er is niets verborgen, dat niet openbaar zal worden, noch heimelijk, dat niet bekend zal worden en in het openbaar komen.
18 Ziet dan hoe gij hoort; want zo wie heeft, dien zal gegeven worden; en zo wie niet heeft, ook hetgeen dat hij meent te hebben, zal van hem genomen worden.
Â
De Heere vertelt een verhaal over een kaars. De kaars was in die tijd een belangrijke bron voor licht in de duisternis. Een kaars werd vanzelfsprekend niet onder een vat gezet, want dan brandt hij niet. Ook zet je geen kaars onder een bed. Daar heeft het geen zin. Kennelijk wil de Heere aandacht vragen voor dergelijke absurde handelingen. Het is net als bij het zaad. Er valt veel zaad op de verkeerde plaats. Er zijn heel veel mensen die kennelijk niet goed omgaan met het licht en de drager van het licht. De kaars hoort echter op een kandelaar. Een kind kan dat begrijpen.
De Heere bedoelt met de kaars het licht van het Evangelie. De kanttekenaar wijst op het Woord. De Heere heeft een heilsboodschap in Israël gebracht. Die kaars moet op de kandelaar staan zodat mensen het kunnen zien en er goed gebruik van maken. Helaas zijn er velen die geen goed gebruik maken van het licht. Ze zetten er een vat overheen of ze zetten het ergen neer waar het geen nut heeft. Dat kunnen we lezen in vers 18.
We zien dus in de gelijkenis het licht op de kandelaar. We letten dan op drie gedachten.
a. het zien van het licht, vers 16. Het licht zien mogen.
b. de openbaring door het licht, vers 17. Verborgen dingen komen door het licht (het Woord) openbaar.
c. de kracht van het licht, vers 18. De Heere zegt dat we goed moeten opletten hoe we horen. Wie het Woord op de goede wijze (met een toegenegen hart, ktt. 16) hoort die zal gegeven worden. Wie het Woord niet met een toegenegen hart hoort van die zal zelfs genomen worden wat hij meent te hebben… De gelijkenis heeft een hele ernstige bedoeling…
Liturgie.
23:1/27:1,5/43:3/52:7
Luk. 8:16-25Â
Dienst voor zondagmiddag 9 februari 2020.
Â
In deze dienst staan we stil bij de catechismus. We zijn toegekomen aan zondag negen. Die zondag gaat over het Vaderschap van God.
We zouden die middag ook kinderen dopen, maar dat gaat niet door.
Liturgie
103:7/2:7/33:5,6,7/46:4/53:6
Joh. 14:15-31
NGB art 18
Zondag 9
Dienst op zondagmorgen 26 januari 2020.
Â
We willen deze zondag verder gaan in het Evangelie van Lukas. De komende tijd wil ik wat stilstaan bij hoofdstuk 8 uit dit Evangelie. We staan vooral stil bij de verzen 4-15. Hier vinden we een gelijkenis, die we ook vinden in Matt. 13:1-23, Mark. 4:1-20. Het is dus belangrijk onderwijs wat de Heere hier geeft. Het is één van de vele gelijkenissen die de Heere heeft uitgesproken.
Een gelijkenis is een opmerkelijke stof. In de eerste plaats gaat het altijd over het beeld. Wat is het verhaal dat de Heere vertelt. Hier gaat het over een zaaier die uitgaat om te zaaien. Dat is in Israël een heel bekend beeld. De Heere legt echter in het verhaal wel een bijzonder accent. Er valt in het verhaal heel veel zaad op verkeerde plaats. Een gewone boer zou er wel voor oppassen om zo met zijn zaad om te gaan. In de tweede plaats gaat het om de bedoeling. Welke betekenis hebben de gebruikte beelden. De zaaier is de persoon die het Evangelie brengt. Het zaad is het Woord Gods (vers 11) en de grond is het hart van de mensen (vers 12). Tenslotte gaat het om het doel van de gelijkenis. Zien we goed dan gaat het om de grond (het hart) waarin het zaad (van het Woord) valt. Het blijkt dat het Woord verschillende uitwerking heeft en dat dit ligt aan het hart….
Het gaat dus over het Woord Gods als het zaad,
We letter erop:
1. hoe dat zaad valt bij de weg, vers 5 en 12.
2. hoe het valt op de steenrots, vers 6 en 13
3. hoe het valt in de doornen, vers 7 en 14.
4. hoe het valt in de goede aarde, vers 8 en 15.
In de eerste plaats valt het zaad bij de weg. Dit zaad komt wel in het hart maar de duivel neemt het spoedig weg. Het brengt geen vrucht voort.
In de tweede plaats valt er zaad op steenachtige plaatsten. Het groeit wel maar heeft geen diepte van aarde. Het woord komt wel in het hart maar na een tijd is het ook weer weg.
In de derde plaats valt zaad in de doornen. Dit woord komt wel in het hart maar wordt door andere zaken verstikt. De Heere noemt concreet: zorgvuldigheden, rijkdom en wellusten des levens. Het brengt ook geen vrucht voort.
In de derde plaats is er zaad wat valt in de goede aarde. Dit zaad breng vrucht voort. Zo ook het zaad wat valt in een goed hart. Dat brengt vrucht voort.
Wie dit hoort moet goed luisteren, zegt de Heere met grote klem (vers 8b).
Liturgie
103:4/119:45,49,52/111:5/56:5
Luk. 8:1-18Â
Dienst op zondagmiddag 26 januari 2020
Â
In deze dienst staan we stil bij zondag 8 van de catechismus. Deze zondag gaat over de drie-eenheid van God. We belijden dat er één God is. God is één in Zijn wezen. In het goddelijke wezen zijn echter drie Personen. We kennen de drie goddelijke Personen.
a. God de Vader
b. God de Zoon.
c. God de Heilige Geest.
Deze drie personen moeten we niet van elkaar scheiden maar wel onderscheiden. Er is maar één goddelijke wezen en in het goddelijke wezen zijn de drie Personen.
Deze leer van de drie-eenheid is fundamenteel voor het christelijke geloof. Wie dit niet ongeschonden bewaart zal niet kunnen zalig worden. Wie de Schrift leest komt ook onder de indruk van de betekenis van de drie-eenheid. We zijn trouwens ook gedoopt in de Naam van de drie-enige God. We dragen dus het kenteken van deze God.
God de Vader heeft alles geschapen, Hij heeft zijn gemeente uitverkoren en Hij zorgt voor zijn kinderen.
God de Zoon is door de Vader gegenereerd en Hij heeft de zaligheid verworven. Daarvoor is Hij mens geworden. God en mens in één Persoon.
God de Heilige Geest past de verworven zaligheid toe. In de 12 artikelen komen we de drie-eenheid heel duidelijk tegen. Zonder deze God is er geen sprake van verlossing.
Liturgie.
75:1/2:7/76:1,2,5/77:8/80:11
Joh. 17
NGB art 17
Zondag 8
Dienst op zondagmorgen 19 januari 2020.
Â
We zijn in het kerkelijke jaar gekomen in de tijd tussen kerstfeest en Pasen. In de eerste weken na kerst staan we meestal wat stil bij het werk van de Heere Jezus op deze aarde. De Heere is Zijn prediking begonnen in Galilea. Eerst horen we over het optreden van Johannes de Doper en daarna is de Heere begonnen met Zijn openbare bediening. Als hoogste Profeet heeft Hij het volk onderwezen in het koninkrijk van God. In Mattheus 5-7 en in Luk 6 kunnen we toespraken van de Heere lezen over dit Koninkrijk. We willen vanmorgen eens stilstaan bij de ‘veldrede’ uit Lukas 6.
De Heere stond voor de mensen bekend als een rabbi (leraar) uit Nazareth. De Heere sprak diepe woorden en deed ook opmerkelijke tekenen. Maar de schare kwam niet verder dan in de Heere Jezus een leraar te zien die belangrijke dingen sprak en deed. Dat Hij de gekomen Messias was werd door de mensen niet aangenomen. Als de Heere dus rondwandelt en vergeving van zonden preekt, mensen beter maakt, zondaren wil vernieuwen, en tal van andere zaken dan is het de bedoeling dat de mensen, met schuldbesef verslagen, en met verwondering over Gods beloften en de vervulling ervan, tot Hem komen. Het is de bedoeling dat zondige mensen aan Zijn voeten neerzinken en van Hem alles verwachten. Hij is immers God Zelf en Hij kan en wil zondaren zaligmaken. Maar de mensen komen wel om te horen maar aanvaarden Hem niet als Messias. Tenslotte loopt deze houding erop uit dat men de Heere Jezus verwerpt en door de Romeinen laat kruisigen. Keer op keer echter heeft de Heere gezegd: komt tot Mij… Velen echter kwamen niet. En keerden weer gewoon terug naar hun woning.
Bij sommigen echter was het anders. Dat werden discipelen van de Heere. In de veldrede spreekt de Heere tot Zijn discipelen. Hij geeft onderwijs in de weg die ze moeten gaan. Let eens op hoe vaak de Heere bevelen geeft in deze rede. Laten we in Lukas 6 maar eens wat zaken langslopen:
1. vers 27, doet wel degenen die u haten…
2. vers 28, bidt voor degenen die u geweld doen…
3. vers 30, geef een iegelijk die van u begeert…
4. vers 35, hebt uw vijanden lief…
5. vers 36, weest dan barmhartig, gelijk uw Vader barmhartig is.
6. vers 37, oordeelt niet…
7. vers 42, doe eerst de balk uit uw oog…
Zo staan er nog veel meer bevelen in deze rede van de Heere. Misschien denkt u, dat niemand dit kan houden. Dat is inderdaad juist, maar Christus Zelf heeft dit wel allemaal gehouden en Hij wil het ook zondige mensen leren. Daarom houdt Hij deze rede. Om te onderwijzen.
We willen vooral eens letten op vers 47. Daar lezen we: Een iegelijk die tot Mij komt en Mijn woorden hoort en dezelve doet, Ik zal hem tonen wie hij gelijk is.
Het gaat om onderwijs van Christus, de hoogste Profeet. We doen er goed aan om dan eens rustig te luisteren. We doen er dan ook goed aan om al onze eigen gedachte ter zijde te leggen. Laten we goed horen naar wat de Heere zegt. En dan zijn er drie zaken die opvallen.
a. we moeten tot Hem komen, die tot Mij komt… Kijk als wegblijven uit de kerk, of als we de Bijbel dicht laten dan horen we de woorden van Christus niet. Dan horen we andere zaken. Vaak dingen die ons niet dichter bij God brengen.
b. we moeten naar Hem luisteren, er kunnen woorden worden gesproken maar luisteren we ook. Of gaat het allemaal langs ons heen. Als we echt horen dan nemen we het ook mee de week in. Dan is het een kostbare schat die we niet willen verliezen. Denk maar aan een mooi gouden voorwerp. Een ring of iets dergelijks. Die willen we zuinig bewaren. Zo ook met de woorden van Christus. Mijn woorden hoort. Het zijn woorden van het eeuwige leven.
c. we moeten ook Hem gehoorzaam zijn. En dezelve doet… De Heere heeft een lange reeks van zaken opgenoemd. Keer op keer heeft de Heere die dingen bevolen. En nu kunnen we twee dingen doen. We kunnen het naast ons neerleggen. En dat doet de mens van nature. Of we kunnen gehoorzaam zijn. En dat is het werk van Gods Geest in het hart. De Heere zegt dat gehoorzaamheid zeer belangrijk is. Want dan leggen we het fundament van ons leven op de rots. (vers 48). Wie Gods Woord hoort en niet doet die bouwt op het zand. Wie het wel doet die bouwt op de rots. Een heel belangrijk onderscheid. Laten we er toch diep over nadenken. Maar u kunt niet doen wat de Heere vraagt? Wel, Christus heeft het gedaan en Hij wil het zondige mensen graag heel persoonlijk leren. Opdat ze behouden worden en tot Zijn eer zullen leven.
Liturgie
106:3/108:1,3/118:7/119:7
Luk. 6:20-49Â Â
Dienst voor zondagmiddag 19 januari 2020.
In de middagdienst staan we stil bij zondag zeven van de catechismus. Het is goed om wekelijks aandacht te vragen voor ons catechismus. Kohlbrugge zei ooit op zijn sterfbed, de eenvoudige Heidelberger, houdt daaraan vast. Het is, naar mijn vaste overtuiging een teken van verval als we de catechismus niet meer zouden behandelen. Dan raken we het zicht op het geheel van de leer kwijt. Vooral in onze tijd met heel veel meningen is het goed om keer op keer onderwijs te ontvangen over de enige troost in leven en in sterven. Laat overigens niemand denken dat de catechismus in plaats van de Bijbel komt. De catechismus wil de Bijbel uitleggen en duidelijk maken. Het onderwijs gaat geheel terug op de Bijbel.
We zijn toegekomen aan zondag 7. In zondag 5 werd ons de grondslag voor de leer van de verlossing geopenbaard. In zondag 6 werden we gewezen op de Persoon van de Verlosser. In zondag 7 gaat het om het deel krijgen aan de Verlosser. Dat kan alleen door het ware geloof. Het geloof is een gave die nauw verbindt aan Christus.
Het geloof bestaat uit twee zaken: kennis en vertrouwen. We hopen er zondag dieper op in te gaan. Lees voor uzelf eens iets uit een goed en onderwijzend boek. Ik denk dan aan de Institutie van Calvijn. Of u mag er ook de artikelen uit onze geloofsbelijdenis (NGB) eens bij pakken.
Liturgie
22:12/2:7/32:4,5,6/33:10/27:7
Hebr. 11:1-16
NGB art 16
Zondag 7
Â
Bijbellezing op woensdag 15 januari 2020.
We gaan deze avond verder met Jesaja 43. We staan stil bij de verzen 8-21. In dit gedeelte gaat het over de Heere en Zijn volk. De Heere verlost zijn volk uit Babel opdat het Zijn lof zal vertellen. Zijn zullen Mijn lof vertellen. Dat is een belofte van de Heere die ook in vervulling gaat. God heeft een kerk op aarde tot eer van Zijn grote naam. Eerst lezen we iets over wie de Heere is (vers 8-13). Dan lezen we over de ondergang van de vijanden van de Heere (14-15). Ten slotte lezen we over Gods verlossingsdaden (16-21). We staan dus stil bij het werk van God.
a. we lezen iets over de Heere, 8-13
b. we lezen iets over de ondergang van Babel, de vijanden van God en Zijn volk, 14-15.
c. we lezen over de grote verlossingsdaden van God, 16-21. Het eindigt met de belofte dat het volk van God Zijn lof zal vertellen. Geve de Heere ons een goede dienst.
Liturgie
49:1/48:6/60:1,2,7/67:2/68:17
Jes 43
NGB art 15
Belijdenis van Nicéa
Dienst op zondag 12 januari 2020.
Â
In de morgendienst hoopt ds. Visser uit Apeldoorn voor te gaan. Zelf hoop ik het woord te bedienen in Apeldoorn. We hebben geruild.
In de middagdienst zal de heilige Doop worden bediend. We weten dat de kinderen gedoopt moeten worden omdat zij in het verbond zijn begrepen, aldus onze catechismus (zondag 27).
We hopen in deze dienst ook stil te staan bij Gods Woord. We willen nadenken over Genesis 18 vers 19. Ik geef even de tekst in haar verband weer.
17 En de HEERE zeide: Zal Ik voor Abraham verbergen wat Ik doe?
18 Dewijl Abraham gewisselijk tot een groot en machtig volk worden zal, en alle volken der aarde in hem gezegend zullen worden?
19 Want Ik heb hem gekend, opdat hij zijn kinderen en zijn huis na hem zou bevelen, en zij den weg des HEEREN houden, om te doen gerechtigheid en gericht; opdat de HEERE over Abraham brenge hetgeen Hij over hem gesproken heeft.
De Heere is aan Abraham verschenen. God maakt Zich op om naar Sodom te gaan en haar om te keren. De Heere wil voor Abraham niet verbergen wat Hij gaat doen. We willen vooral stilstaan bij vers 19. Daar laat de Heere Zijn heilsboodschap aan Abraham horen. Het gaat dus over Gods openbaring van heil. We letten dan op drie gedachten:
1. de inhoud van Gods heilsopenbaring, Ik heb hem (Abraham) gekend.
2. het doel van Gods heilsopenbaring, opdat hij zijn kinderen en zijn huis na hem zou bevelen…
3. de vervulling van Gods heilopenbaring, opdat de Heere over Abraham brenge hetgeen Hij over hem gesproken heeft.
Liturgie
81:12/2:7/105:5,134:3/34:6,9,10/1:4
Gen. 18:16-25
NGB art 14
Dienst op zondagmorgen 5 januari 2020.
Â
We zijn het nieuwe jaar weer samen begonnen. Op nieuwjaarsdag hebben wel elkaar in Gods huis ontmoet. De genade van onze Heere Jezus Christus zij met ulieden, Amen. Wat een belangrijk woord om mee te nemen in het nieuwe jaar. Genade is Gods gunst, en die hebben we allemaal nodig.
De eerste zondag is er altijd bevestiging van ambtsdragers. We hopen in de morgendienst dit te mogen doen. Ook hopen we afscheid te nemen van de broeder die de kerkenraad gaat verlaten. De Heere geve hem zijn onmisbare zegen.
We staan deze morgen stil bij Luk. 5:10-11. We lezen daar het volgende:
 En Jezus zeide tot Simon: Vrees niet; van nu aan zult gij mensen vangen. |
En als zij de schepen aan land gestuurd hadden, verlieten zij alles en volgden Hem. |
Deze woorden gaan over de roeping tot het ambt. We letten op twee gedachten:
a. de opdracht van de Heere.
b. de gehoorzaamheid van de geroepenen. Petrus en de anderen worden discipel van Jezus. Een totale verandering in hun leven.
Liturgie
27:3/25:2,3,5/25:6/20:1/21:13
Luk. 5:1-11 10b-11
Dienst op zondagmiddag 5 januari 2020.
Â
In de middagdienst gaan we weer verder met het belangrijke onderwijs uit de catechismus. We zijn gekomen aan zondag 6. Deze zondag toont ons de Middelaar in zijn heerlijkheid. Christus is de grote inhoud van de Schrift. Onze catechismus leert duidelijk wie deze Zaligmaker is en wil zijn. Een belangrijke zondag.
Liturgie.
72:8/2:7/73:12,13,14/84:5/89:9
1 Kor. 1:17-31
NGB art 13
Zondag 6
We zijn gekomen in de week van Hemelvaartsdag. Op donderdag staan we stil bij de intocht van de Heere Jezus in de heerlijkheid. Deze zondag staan we nogmaals stil bij het Evangelie van verlossing. De tekst voor zondag is een tekst waar ik de laatste tijd veel aan moet denken. Soms zijn er teksten die je voor de geest komen en die veel voor je betekenen. Je gaat er dan eens naar kijken en probeert er een preek van te maken. Zo ook deze keer.
De tekst waar we bij stil willen staan is 1 Tim. 1:15. We lezen daar het volgende:
"Dit is een getrouw woord, en alle aanneming waardig, dat Christus Jezus in de wereld gekomen is, om de zondaren zalig te maken, van welke ik de voornaamste ben." (1 Tim. 1:15)
De tekst bevat allerlei elementen die veel overdacht kunnen worden. Zo komt een tekst heel dichtbij en horen we God spreken in de Nederlandse taal. We horen in deze tekst het Evangelie van verlossing. Er zijn drie gedachten.
a. de inhoud van dit Evangelie, Paulus wijst op de Persoon van de Middelaar en noemt Hem bij Zijn twee namen. Ook wordt gewezen op de verlossing van zondaren. De Heere kwam om zondaren te verlossen.
b. de aard van dit Evangelie. We lezen over een getrouw woord en aller aanneming waardig. In de kanttekening kunnen we de bedoeling van deze woorden nagaan. Getrouw woord betekent dat het waar is en betrouwbaar is. Verlossing door Jezus Christus is geen verhaaltje maar echte werkelijkheid. Die door de Heere wordt geleerd.
c. de kracht van dit Evangelie. Paulus noemt zichzelf de voornaamste der zondaren. Kennelijk heeft die boodschap kracht gedaan in zijn leven. Die kracht is wederbarend, persoonlijk en verootmoedigend. Het doet ook delen in het werk wat Christus heeft volbracht. Zondaren worden zalig om Jezus’ wil.
Vragen
a. hoe vaak komen we de uitdrukking een getrouw woord in de brieven aan Timotheüs tegen?
b. wat betekent ‘aller aanneming waardig”?
c. waartoe kwam de Heere Jezus naar de aarde? Zijn er nog meer redenen waarom de Heere naar de aarde is gekomen?
d. welke gedachte ligt erin de woorden waarvan ik de voornaamste ben?
e. wat betekent het woordje wereld in de Bijbel? Waar komen we dat nog meer tegen?
In deze dienst staan we stil bij zondag 50 van de catechismus. Het gaat over het gebed om de vergeving der zonden. We komen we kennis der zonde tegen. Zondag 2. We leren de vergeving van de zonden. Zondag. 22. We worden ook onderwezen in het gebed om de vergeving. Gods volk heeft die gebed dagelijks nodig.
In het antwoord van zondag 50 vinden we een korte beschrijving van het christelijke leven. De Heere geve dat we die taal mogen verstaan. Wil ons arme zondaren…..om de bloed van Christus wil. Zonde en genade, wet en Evangelie, Adam en Christus. het is een levenslange les
Vorige week zondag hebben we stilgestaan bij de brief aan de Romeinen. We hebben de grote betekenis gezien van de dood en de opstanding van de Heere Jezus. Door Zijn dood worden de gelovigen met Gods verzoend. En door Zijn leven worden ze zeker behouden. Dat kunnen we vinden in Rom. 5:10. Vijanden worden met God verzoend en door Zijn leven ook voor eeuwig behouden. Dit is de wetenschap van het ware geloof en de gelovigen weten daarvan in hun leven. Vandaar dat de overdenking van de dood en het leven van Christus ook zo belangrijk is. Luther leert dat gebed, meditatie en aanvechting de ware christen vormt. Met meditatie wordt dan bedoeld de stille en persoonlijk overdenking van wat Christus heeft gedaan. En nog doet! Laten we zinnen als ‘veel meer zullen wij verzoend zijnde behouden worden door Zijn leven”. Dat zijn zinnen die zaken moeten worden in ons leven. De duivel en ons hart kunnen zoveel twijfel zaaien. En dan is dit de enige remedie. Wij zullen behouden worden door Zijn leven……
Ik wilde deze zondag nog maar wat verder gaan met de brief aan de Romeinen. Misschien vindt u dat wel moeilijk. Het zijn ook niet de meest makkelijke zaken. Toch is het wel heel fundamenteel. We moeten echt weten dat we alleen behouden kunnen worden op grond van de gerechtigheid van Christus. En dat die gerechtigheid ons deel wordt en is door het ware geloof. Dat is de kern van de hele christelijke leer. Wie hier dwaalt, die dwaalt voor eeuwig. Wie hier geen worsteling kent die moet alles grondig nazien. Laten we proberen de kern van Gods boodschap te onthouden en toe te passen in ons leven. Ik wilde deze zondag stilstaan bij Rom. 6:1-4. Laat is eerst maar even die gedeelte weergeven.
"Wat zullen wij dan zeggen? Zullen wij in de zonde blijven, opdat de genade te meerder worde? Dat zij verre. Wij, die der zonde gestorven zijn, hoe zullen wij nog in dezelve leven? Of weet gij niet, dat zovelen als wij in Christus Jezus gedoopt zijn, wij in Zijn dood gedoopt zijn? Wij zijn dan met Hem begraven, door den doop in den dood, opdat, gelijkerwijs Christus uit de doden opgewekt is tot de heerlijkheid des Vaders, alzo ook wij in nieuwigheid des levens wandelen zouden." (Rom. 6:1-4)
Paulus begint in hoofdstuk 6 met een nieuw onderdeel van de leer des heils. In Rom. 3:21-5:21 heeft hij gewezen op de gerechtigheid van Christus en onze vrijspraak van zonde en schuld op grond van Zijn bloed. Gods kinderen worden weer in de goede verhouding gebracht met God, hun Schepper, door Christus en door het ware geloof. Wat een zegen brengt dat met zich mee. Paulus zet er hoofdstuk 5 mee in. Vrede met God is een gezegende vrucht van de gerechtigheid van Christus. Paulus leert dat door de dood van Christus de geschonden verhouding met God weer is hersteld, voor alle die oprecht geloven. Door die allen en voor die alleen! Zonder oprecht geloof is er geen toegang tot God. Geloof betekent het steunen op Christus en op Hem alleen.
Het ware geloof echter ook een vernieuwde kracht. De levende Christus verheerlijkt Zichzelf in Zijn kinderen. Hij verwekt een diepe begeerte tot een nieuw en gehoorzaam leven. Calvijn noemt dit een dubbele genade: rechtvaardiging en heiliging. De gebroken verhouding wordt hersteld. En het zondige leven wordt vernieuwd. In Rom. 6:1-2 wijst Paulus eerst op de noodzaak van de vernieuwing. Kijk, er waren en er zijn mensen die denken dat genade heel erg goedkoop is. God vergeeft de zonden en we gaan naar de hemel. Verder is er niets meer nodig. We kunnen dus gewoon zondigen en doen wat we zelf graag willen, aldus sommige dwaalgeesten, destijds en ook vandaag. We horen dat woorden als christenen zijn vrij en hebben niets meer met de wet te maken. Vaak wordt een losbanding en ongehoorzaam leven met dit soort woorden bedekt. Het is echter bedrog. Een waandenkbeeld van de genade Gods. Waar de Heere iemand in een rechte verhouding brengt daar komt ook een nieuw leven. Zouden we de zonde doen opdat de genade te meerder worde? Kunnen we vrij zondigen? Nee, helemaal niet zegt Paulus. Hoe komen mensen toch tot zulke dwaze gedachten. Wij die aan de zonde gestorven zijn, hoe zullen we door dezelve leven. Paulus bedoelt: de zonde is ons de dood geworden. De zonde bracht de Heere Jezus aan het kruis. En daarom kunnen Gods kinderen niet gemakkelijk zondigen. De zonde doet altijd pijn.
Vervolgens wijst Paulus in vers 3 en 4a op de ernst in de vernieuwing. Paulus wijst erop dat wij in de doop in de dood van Christus zijn ingedompeld. Onze oude mens is gestorven door de dood van Christus. Die oude mens is ook begraven. Wat dood en begraven betekent kunnen we lezen in de kanttekeningen. Sla die erop na.
Tenslotte komt Paulus bij de praktijk van het nieuwe leven. We lezen: alzo ook wij in nieuwigheid des levens wandelen zouden. Het zondige leven in Rome was schrikbarend. Huwelijksontrouw, dronkenschap, moord, doodslag, geen zorg voor kinderen en slaven, etc. etc. En in die vreselijke wereld, waar wij ons amper een voorstelling van kunnen maken, verrijst de christelijke gemeente. Een gemeente die in nieuwigheid des levens wandelt. We zullen zondag zien wat dat betekent. Ook het doel van dit wandelen wordt aangegeven: tot heerlijkheid van God de Vader. En ook de bron van die leven wordt genoemd: de opwekking van Christus, vers 4 en onze vereniging met Hem, vers 5. Kortom, zeer veel belangrijke gedachten… Probeer eens te mediteren over de zin: alzo ook wij in nieuwigheid des levens wandelen zouden. Breng die zin ’s morgens in het gebed bij God. Vraag of daardoor uw leven gestempeld mag worden. Doe ’s avond belijdenis van uw schuld en tekort en zoek verzoening in het bloed van Christus. o, Heere leer ons de geheimen van het zalige leven verstaan. O, Christus doe ons wandelen in Uw gemeenschap. O, Geest werk door Uw bediening in onze zondige harten. Opdat wij in nieuwigheid des levens zouden wandelen. Het hemelleven wordt op aarde begonnen!
Vragen
1. waarover begint Paulus in hoofdstuk 6 te handelen?
2. wat is de bron van de vernieuwing van het leven? Vers 5.
3. wat is het doel van de vernieuwing van het leven?
4. wat moeten we vinden van mensen die zondige dingen doen met een beroep op de christelijke vrijheid?
5. hoe blijkt de gehoorzaamheid aan God in jouw of uw leven?
6. wat betekent het dat het hemelleven op aarde begint?
7. wat bedoelt de Heere Jezus als hij mensen verstandig noemt die Zijn woord horen en ook doen?
In de middagdienst zal in de eerste plaats de doop worden bediend. Wat groot en goed dat we keer op keer worden bepaald bij de grote betekenis van het verbond en de Heere die ons na wandelt. We kunnen niet genoeg de grote betekenis van de doop onderstrepen. Ik voeg hier maar even in wat ik las bij Calvijn op dit punt.
‘Is het immers voor vrome zielen niet zeer aangenaam om niet alleen door het Woord, maar ook door het voor ogen te zien en ervan verzekerd te worden dat ze bij de hemelse Vader zoveel genade verkregen hebben dat Hij ook voor hun nageslacht wil zorgen? Hier is het te zien hoe God tegenover ons de rol op zich neemt van een zeer zorgzaam huisvader, die zelfs na onze dood niet ophoudt zich om ons te bekommeren, maar voor onze kinderen zorgt en voor hun welzijn waakt’ (4.16.32).
God neemt de rol op zich van een zeer zorgzame huisvader…. Wat is het toch arm als we de kinderdoop verwerpen…
We willen in deze dienst ook stilstaan bij Gods woord. De tekst vinden we in Psalm 36:6. We lezen daar het volgende:
"O HEERE! Uw goedertierenheid is [tot] in de hemelen; Uw waarheid tot de bovenste wolken toe." (Ps. 36:6)
In deze Psalm vinden we de aanbidding van Gods verbondstrouw. We letten op twee gedachten:
a. de noodzaak van deze aanbidding, zie vooral het begin van de Psalm.
b. de aard van de aanbidding. We zien de dichter Gods Naam aanroepen. Hij heeft grond om de Heere aan te roepen. Hij weet van God goedheid in zijn leven. Het is ook heel persoonlijk dat hij dit mag doen.
We zijn in de dagen na Pasen. In die tijd staan we vooral stil bij de grote betekenis van het werk van Christus voor Zijn gemeente. Vooral de brieven van de apostelen gaan diep in op het lijden, sterven en opstanding van Christus voor Zijn gemeente. De grond der zaligheid ligt in het heilswerk van Christus en nergens anders. Dat is de les die de Heere Zijn kinderen leert. Helaas zoekt de mens vaak houvast voor de eeuwigheid in andere dingen. Er is echter onder de hemel geen andere Naam.
We willen deze dienst stilstaan bij de brief aan de Romeinen. We hebben dat in de lijdensweken ook mogen doen (Rom. 3:25a) en willen dit deze dienst weer doen. We preken uit deze brief niet omdat het eenvoudig is of gemakkelijk, maar omdat het fundamenteel is. De brief aan de Romeinen is ‘een sleutel tot het verstaan van de hele heilige Schrift’. Het is ook niet voor niets dat deze brief door de Heilige Geest vaak is gebruikt tot bekering en leiding. Denk aan Augustinus, Luther en Kohlbrugge. We staan vanmorgen stil bij Rom. 5:10. We lezen daar het volgende:
"Want indien wij, vijanden zijnde, met God verzoend zijn door den dood Zijns Zoons, veel meer zullen wij, verzoend zijnde, behouden worden door Zijn leven." (Rom. 5:10)
Paulus schrijft in dit hoofdstuk over het weer in een rechte verhouding komen met God. Gerechtvaardigd betekent dat we weer recht staan voor God. Door de zondeval van Adam is de relatie met God verbroken. De vraag is hoe die relatie weer hersteld kan worden. Paulus wijst dan op de gerechtigheid van Christus. Alleen door die gerechtigheid staan zondaren weer recht voor God. Die gerechtigheid wordt door het ware geloof ons persoonlijke deel. Een verloren zondaar staat dus recht voor God door het ware geloof in Christus Jezus. Dat is de kern van de Bijbelse boodschap. In hoofdstuk 3:21-31 legt Paulus uit hoe de gerechtigheid van Christus ons kan redden. In hoofdstuk 4 legt Paulus uit wat het ware geloof is. Hij geeft als voorbeeld Abraham, die door het geloof weer recht stond voor God. In hoofdstuk 5 noemt Paulus eerst enkel vruchten van het weer recht staan voor God. Hij noemt vrede met God, vers 1, de toeleiding, vers 2 en hoop der heerlijkheid Gods, vers 2. Ook is er een roemen in de verdrukking. We kunnen in de kanttekeningen lezen wat die allemaal betekent. Bovendien zijn deze dingen zeker. Er hoeft geen twijfel aan te zijn. En waarom zijn die dingen zeker? Dat gaat Paulus ons uitleggen in Rom. 5:6-11. Hij wijst dan op het volbrachte werk van Christus. De zekerheid van de gemeente Gods ligt in het volbrachte werk van Christus. En daarover gaat de tekst.
Het gaat in vers 10 over de verzoening met God, door Christus. We letten dan op twee gedachten;
De grond voor de verzoening. Vers 10a
De vrucht van de verzoening, vers 10b.
De grond voor de verzoening. Paulus wijst op drie zaken. 1. Wij zijn vijanden. 2. We worden door God verzoend. 3. Het kan door de dood van Zijn Zoon. Hij wijst op de noodzaak, de oorsprong en het middel tot verzoening met God. Drie belangrijke zaken, ook voor het oprechte geestelijke leven.
De vrucht van de verzoening. Op de verzoening volgt is. Gods gemeente wordt behouden. De zaligheid heeft een begin. Maar het zet zich ook voort. Eerst in dit leven. En daarna in de eeuwigheid. En bij de vrucht noemt Paulus ook weer drie dingen. 1. Veel meer. Rijker nog dan de verzoening is het behoud. Verzoening is het begin. Behoud is het resultaat. Gods kinderen worden behouden. 2. Zullen wij behouden worden. Gods kinderen worden verlost, gered en behouden. Hier in de tijd moeten ze keer op keer behouden worden. Lees de christenreis en hoe de pelgrims iedere keer weer afwijken. Maar lees ook in de Schrift hoe de Heere instaat voor Zijn werk. 3. Hoe worden de pelgrims behouden. Door Zijn leven. De Heere Jezus is een levende Heere in de hemel. Daar zorgt Hij voor Zijn kerk. Wat een diep betekenis heeft dat… Ik leef en gij zult leven….
Vragen.
1. wat betekent gerechtvaardigd?
2. welke weldaden hangen hiermee samen?
3. hoe ziet Paulus de mensen los van Christus? welke woorden gebruikt hij daarvoor in vers 6-11.
4. waarom spreekt de Schrift zo ernstig over mensen los van God? Kunnen we ook niet het goede benadrukken?
5. waarom is de dood van de Zoon van God nodig om verloren mensen met God te verzoenen?
6. welke dingen kunnen we in de Bijbel lezen over het leven van de Heere Jezus in de hemel? Wat doet de Heere in de hemel (Joh. 14:1-3)?
(7 items) | 1 |