Van de predikant
Voor alle aankondigingen op deze pagina geldt uiteraard Deo Volente, zo God het wil.
In de middagdienst gaan we weer verder met Handelingen 3. We staan dan stil bij het slot van dit hoofdstuk. Petrus roept in de eerste plaats op tot bekering:17-19. In de tweede plaats wijst er op het grote heil wat God heeft geschonken: 20-23. In het slot van Handelingen 3 vat hij de boodschap nog een keer kort samen. We willen in de nabetrachting onze aandacht vooral richten op vers 26.
In de eerste plaats lezen we dat God Zijn Kind (of Knecht) Jezus heeft opgewekt. Het woordje opgewekt kan ook betekenen, zie kanttekening, in de wereld gezonden. God de Vader heeft dus Zijn Zoon in de wereld gezonden en heeft door Hem heil tot stand gebracht. De zaligheid is in geen ander. Dat willen we in de eerste plaats overdenken in het uur van nabetrachting. Het grote wonder van het Evangelie en van de Persoon van de Middelaar. Paulus zegt in Kol 3:4: Christus, Die ons Leven is. Christus is het leven van de gelovige. Naar Christus gaat zijn hart uit. Zijn gemeenschap is waar het om gaat in hun leven. En los van Christus heeft niets, maar dan ook niets waarde in dit leven. Dat zijn dingen die zielsbevindelijk of gelovig worden geleerd en worden beoefend. En waar deze dingen worden geleerd daar zien we de walgelijkheid en de verlorenheid in onszelf en het heil uitsluitend en alleen in Christus en in Zijn gemeenschap.
In de tweede plaats wijst vers 26 op een zegen. In hoofdstuk 3 worden allerlei zegeningen genoemd. In vers 26 lezen we bijvoorbeeld over het afkeren van uw boosheden. Het zich afkeren van de zonde betekent ook het leven tot Gods eer. De zegen vanuit Christus is een leven tot eer van God en in gehoorzaamheid aan Zijn geboden. Van nature is een mens ongehoorzaam aan God, rekent hij ook niet met zijn Schepper maar leeft hij aan zijn Schepper voorbij. Door genade en door Christus wordt het leven weer gericht op God en op de eer en glorie van Zijn Naam. Het is het verlangen en de roeping alle oprechte kinderen Gods om tot eer van God te leven. En om in vrede met zijn naaste te leven.
Geloof en zekerheid.
Broeders, ik geloof dat het van groot belang is om het onderscheid tussen geloof en verzekerdheid in het oog te houden. Voor iemand die vragen heeft over het dienen van God verheldert het de dingen die hij moeilijk te begrijpen vindt. We moeten bedenken dat het geloof de wortel is, en de verzekerdheid de bloem. Zeker: we kunnen nooit een bloem hebben zonder de wortel; het is echter even zeker dat je wel de wortel kunt hebben, en toch nooit de bloem. Het geloof is die arme, bevende vrouw die in het gedrang achter Jezus kwam en de zoom van Zijn kleed aanraakte; verzekerdheid is Stefanus die rustig te midden van zijn moordenaars stond en zei: ‘Ik zie de hemelen geopend, en de Zoon des mensen, staande ter rechterhand Gods.’ Geloof is de moordenaar aan het kruis, die riep: ‘Heere, gedenk mijner’; verzekerdheid is Job, die, bedekt met zweren en zittend in het stof, zei: ‘Want ik weet: mijn Verlosser leeft.’ Geloof is de gesmoorde kreet van Petrus toen hij begon te zinken: ‘Heere, behoud mij’; verzekerdheid is diezelfde Petrus die een tijdje later voor de Raad verklaarde: ‘Er is ook onder de hemel geen andere naam, die onder de mensen gegeven is, door welke wij moeten zalig worden; wij kunnen niet laten te spreken hetgeen wij gezien en gehoord hebben.’ Geloof is de biddende Saulus in het huis van Judas in Damascus, bedroefd, blind en alleen; verzekerdheid is Paulus, de bejaarde gevangene, die bedaard in het graf kijkt en zegt: ‘Ik weet, Wie ik geloofd heb; er is een kroon voor mij weggelegd.’
Geloof is leven. Verzekerdheid is méér dan leven. Het is gezondheid, sterkte, kracht, vitaliteit, activiteit, energie, manhaftigheid en schoonheid.
J.C. Ryle, dagboek.
In de voorbereiding hebben we gezien hoe God heeft omgezien naar een kreupele man. Vanuit die man was er geen enkele verwachting. De goede dingen in zijn leven en de verdrietige dingen in zijn leven hebben hem niet dichter bij God gebracht. Hij was geestelijk dood en hij bleef geestelijk dood. God echter heeft ingegrepen in zijn leven. En daarom kwam er weer kracht in zijn benen en daarom gaf hij ook God de eer. Petrus zegt dat deze man “door het geloof in Zijn Naam” (Hand. 3:16) de gezondheid heeft ontvangen. De man werd genezen en hij is ook een kind van God geworden. Wat een dubbel wonder vond daar in de tempel destijds plaats. Zulke wonderen zijn ook vandaag nodig.
We gaan aanstaande zondag wat verder in Handelingen 3. We richten onze aandacht op vers 15. Petrus geeft vanaf vers 12 een toelichting op de genezing van de kreupele man. Het blijkt dat de man is hersteld door de opstandingskracht van Christus. Het is Gods genade waardoor deze man weer wandelt en springt en God lovende over het tempelplein loopt. En Petrus gaat de Heere Jezus aanprijzen.
Het gaat in vers 15 over De Vorst des levens. We letten op een drietal gedachten:
1. Ontdekkend. We lezen: hebt gij gedood.
2. Verlossend. We lezen: Welke God opgewekt heeft uit de doden.
3. Getuigend. We lezen: waarvan wij getuigen zijn.
In de middagdienst zal het sacrament van de Heilige Doop worden bediend. De doop is een zichtbaar Evangelie. De doop wijst, net als het Avondmaal heen naar het volbrachte werk van de Heere Jezus. Daardoor alleen kunnen zondaren gered worden.
We hopen deze dienst stil te staan bij Jesaja 54 vers 11 en 12. Dit gedeelte gaat over de herbouw van de stad Jeruzalem. Door de ballingschap was Jeruzalem verwoest en de tempel verbrand. Het leek wel alsof de Heere Jeruzalem verlaten had. De Heere zal echter terugkeren naar Sion. En Jeruzalem zal worden herbouwd. In Jesaja 54 vers 11 tot en met 17 zien we hoe Gods heil gestalte krijgt in de herbouw van Jeruzalem. We staan zondagmiddag stil bij vers 11 en 12. We letten daarbij op de herbouw van Sion. We staan stil bij 2 gedachten:
1. De nood van Sion.
2. De God van Sion.
Er is, bij God vandaan, verwachting, ook in de eenentwintigste eeuw.
In de morgendienst staan we in de eerste plaats stil bij Gods Woord. Een prediker is dienaar van het Woord en heeft een dure plicht om het Woord uitleggen en het Woord toe te passen. In de tweede plaats staan we ook stil bij het Heilig Avondmaal. In deze dienst houden we een voorbereiding daarop.
We zijn gekomen in de dagen na het pinksterfeest. We staan dan vooral stil bij de geschiedenis zoals die in het boek Handelingen wordt beschreven. In Handelingen 3 lezen we de genezing van een kreupele man. Het is opmerkelijk dat die man ligt bij de ingang van de tempel. Reeds vele malen is de Heere Jezus in de tempel geweest. Ongetwijfeld zijn ook de apostelen reeds vele malen de tempel binnengegaan. Maar kennelijk heeft die man niet geroepen om hulp zoals bijvoorbeeld eenmaal Bartimeüs. Hij ligt al vele jaren bij de ingang van de tempel. Op het moment dat Petrus en Johannes langskomen is hij 40 jaar (Hand. 4: 22).
Het valt op dat deze man om geld verlegen is. Alle ellende in zijn leven heeft hem niet gebracht bij de oorzaak van alle ellende. De gevolgen van de zonde zijn bitter in zijn leven maar het brengt hem niet bij de oorzaak. We zien in deze man een beeld van de natuurlijke mens. Dat is een mens die naar God niet vraagt en om God niet verlegen is. Wat een wonder echter dat God naar deze mens omziet. We noemen dat Gods welbehagen.
Door middel van Petrus en Johannes komt God op deze man aan. En het is de Heere die door Petrus deze man aangrijpt en beter maakt. De man ontvangt in de eerste plaats een geestelijke weldaad. Hij ontvangt de levendmaking waardoor hij oog krijgt voor de geestelijke dingen. De tweede plaats ontvangt hij ook herstel waardoor de gevolgen van de zonde in zijn leven worden weggenomen.
We zien tenslotte hoe deze man aan God de eer toebrengt voor zijn herstel. Hij wandelt, springt en looft God.
We staan naar aanleiding van Handelingen 3 vers 1 tot en met 11 stil bij “het wondere werk van de Heere”. We letten daarbij op 3 punten:
1. De noodzaak van dit werk.
2. De inhoud van dit werk.
3. De vrucht van dit werk.
In deze dienst staan we opnieuw stil bij het wonder van Pinksteren. We willen het pinksterfeest belichten vanuit één van de brieven van Paulus. Als tekst voor deze middag hebben we genomen Gal. 4:6. We lezen daar het volgende:
"En overmits gij kinderen zijt, zo heeft God den Geest Zijns Zoons uitgezonden in uw harten, Die roept: Abba, Vader!" (Gal. 4:6). Het gaat in deze tekst over de gave van de Geest. We letten daarbij op drie gedachten:
1. De grond voor deze gave. De gemeente is kind (zoon) van God.
2. De aard van deze gave. God heeft de Geest van Zijn zoon uitgezonden in de harten.
3. Vrucht van deze gave. We lezen: roept: Abba Vader.
Op dinsdag 30 mei 2017 was het vijfenzeventig jaar geleden dat de gemeente van Amersfoort werd geïnstitueerd. We hopen in de middagdienst aandacht te besteden aan dit gedenkwaardige feit. Het is natuurlijk de vraag hoe we aan deze gebeurtenis aandacht kunnen geven.
Sommigen zijn van mening dat we veel moeten roemen over wat mensen allemaal tot stand hebben gebracht. De Bijbel wijst ons die weg echter niet. Anderen doen net als Elia die dacht dat hij nog alleen was overgebleven. De Heere wijst Elia krachtig terecht. Ik wilde voor deze middag maar stilstaan bij Psalm 77. In deze Psalm wordt de aanvechting van de gelovigen beschreven. In vers 1-10 lezen we over de strijd en de vragen van de dichter. We lezen echter ook over het vertrouwen wat de dichter mag oefenen. Daarover lezen we in de verzen 11-21. Ik wilde deze middag voor als stilstaan bij de verzen 12-13. "Ik zal de daden des HEEREN gedenken; ja, ik zal gedenken Uw wonderen van oudsher; En zal al Uw werken betrachten, en van Uw daden spreken." (Ps. 77:12-13). Het gaat in deze tekst over de daden des Heeren. We staan stil bij:
1. De aanleiding voor deze daden
2. De inhoud van deze daden
3. De betekenis van deze daden.
Er wordt op dit moment gewerkt aan een herdenkingsboek over de geschiedenis van de gemeente in Amersfoort. Als we dat boek doorlezen mogen we toch opmerken dat de Heere zijn bemoeienissen met de gemeente van Amersfoort heeft gehad. De daden van de Heere geve ook uitzicht voor de toekomst.
Op deze zondag zijn we samen gekomen om naar Gods Woord te horen. Ook denken we na over het heilsfeit van Pinksteren. Ongeveer tweeduizend jaar geleden werd de Heilige Geest uitgestort. De Heilige Geest is in het Oude Testament beloofd en in het nieuwe testament is Hij gekomen. De Heilige Geest is onder andere heel belangrijk voor de opbouw van de kerk. Vanaf de pinksterdag is de kerk een wereldkerk geworden.
We lezen in de Bijbel heel veel over de Persoon en het werk van de Heilige Geest. In het begin van de Bijbel lezen we al dat de Geest van God zweefde op de wateren (Gen. 1:2). In Psalm 51 horen we dat David vraagt of de Heere de Heilige Geest niet van hem weg wil nemen. In Jesaja 44:3 lezen we dat de Heere Zijn Geest zal zenden. In Handelingen 2 lezen we over de uitstorting van de Heilige Geest. In Romeinen 8 lezen we over het werk van de Geest. Romeinen 8 is ongetwijfeld een van de belangrijkste hoofdstukken over de Geest in de Bijbel.
Op zondagmorgen staan we uiteraard stil bij de uitstorting van de Geest op de pinksterdag. We richten onze aandacht op Handelingen 2 vers 1-4. We beluisteren in dit gedeelte twee gedachten:
1. De tekenen van de Geest, we lezen over wind, vuur en taal.
2. De vervulling met de Geest. We lezen dat de apostelen vervuld werden met de Heilige Geest.
(7 items) | 1 |