Van de predikant
Voor alle aankondigingen op deze pagina geldt uiteraard Deo Volente, zo God het wil.
We gaan verder met nadenken over de heilsgeschiedenis in Genesis 12. We hebben gezien dat het in dit gedeelte niet in de eerste plaats om mensen gaat. Het gaat om Gods ingrijpen in de loop der geschiedenis. We noemen dat kairos momenten. Het is het heilrijke ingrijpen van God, tot realisatie van Zijn heil. Abram is de vader van alle gelovigen (Rom. 4:11) en de Heere heeft hem geroepen om uit te gaan naar Kanaän. Daar zal de Heere een nieuwe fase beginnen in de realisering van het genadeverbond.
We hebben de vorige keer gezien dat Abram op de roepende stem van God op reis is gegaan. Hij ging naar een land dat God hem wijzen zou. Abram was gehoorzaam en dat is een wezenlijk onderdeel van het ware geloof. Er waren heel wat redenen waarom Abram niet uit Ur zou moeten weggaan. Hij was al op leeftijd. Hij had geen kinderen die voor hem zouden kunnen zorgen. Hij wist ook niet precies waar hij heen moest. Hij hoorde een stem maar iedereen hoort weleens een stem. En zo zijn er tal van argumenten bedenken waarom Abram niet zo gaan. Ongeloof is altijd rijk in het bedenken van argumenten. Geloof weet soms niet hoe God leidt en regeert, maar het volgt de Heere wel. Door het geloof deed Noach wat God hem had opgedragen. Door het geloof wilde Maria de moeder des Heeren gehoorzaam zijn toen ze zwanger was van de Heere Jezus. Door het geloof heeft de Heere Jezus Zijn taak op aarde volbracht. Hij wordt in de Schrift de voleinder van het geloof genoemd. In Hem vinden we een volkomen geloof.
We willen deze zondag nadenken over hoofdstuk 12:10-20. We zien in dit gedeelte dat Abram in Egypte komt. Het gaat in dit deel over de verlossende genade van God. Kijk, daar in Egypte komt Abram in grote problemen. De Heere echter verlost hem uit alle benauwdheid. In vers 1-9 vinden we trekkende en roepende genade. In vers 10-20 lezen we over verlossende genade. Ook vandaag verlost de Heere Zijn kerk uit alle benauwdheid. Maar laten we ook de punten voor de preek maar noemen.
a. de noodzaak van de verlossing, vers 10-16.
b. de kracht of de aard van de verlossing, 17-20.
c. de vrucht van de verlossing, vers 13:1. We lezen daar: en Abram toog op uit Egypteland.
Abram gaat met Saraï naar Egypte. Er is honger in Kanaän. Honger kwam veel voor en betekende ook levensgevaar. Veel mensen stierven in dit tijd door honger. Abram is drager van de belofte. Sarai is moeder van Christus. Eenmaal zal uit de nakomelingen van deze mensen de Messias geboren worden. De duivel weet dat ook en dus beginnen in Egypte grote moeilijkheden. Satan probeert Abram te laten doden en Saraï de misbruiken. Mocht hem dat gelukken dan komt God Raad niet tot uitvoering. Het lukt hem echter niet. Abram mag ongedeerd Egypte verlaten. We lezen: maar de Heere plaagde Farao… God heeft ingegrepen. Weer zo’n kairos moment, een goddelijk ingrijpen opdat de belofte zal worden gerealiseerd. En zo mag Abram rijk gemaakt door Farao, Egypte ongedeerd verlaten. God waakt zelf over zijn belofte. De Christus zal zeker komen….
Vragen.
a. wat betekent een hongersnood in de oude wereld?
b. waarom gaat Abram naar Egypte en bijvoorbeeld niet terug naar Ur?
c. waarom bedenkt Abram een halve waarheid om zichzelf en Saraï mogelijk te redden?
d. wat is mogelijk de betekenis van Openb. 12:1-6 voor dit schriftgedeelte?
e. waarom ‘plaagde’ de Heere Farao? Waar is plagen een heenwijzing voor?
f. waarom is het belangrijk dat het hier om heilsgeschiedenis gaat?
We gaan in deze dienst weer verder met de DL. We zijn toegekomen aan hoofdstuk ¾. In hoofdstuk 2 ging het over de verlossing uit de gevangenis van zonde, dood, duivel, ongeloof, oordeel, straf. Er is maar één Verlosser. Alleen Christus kan ons verlossen. We krijgen deel aan de verlossing door het ware geloof. In de catechismus lezen we hoe we weer recht staan voor God. Het antwoord is: alleen door een waar geloof in Jezus Christus. Deze zin moeten we veel overdenken. We moeten ontdekken dat hierin en hierin alleen onze zaligheid ligt. Alle andere gronden en beweringen deugen niet.
In hoofdstuk ¾ gaat het om de vernieuwing en herstelling van de gevallen mens. Laat ik eerst een beeld geven. Door de zonde zijn we het eigendom van de duivel geworden. Alleen de Heere Jezus kan ons uit die macht verlossen. Dat werd in hoofdstuk 2 behandeld. De gevallen mens heeft echter zichzelf ook verwoest. Hij heeft het gebouw van zijn leven tot een ruïne gemaakt. Hoe wordt die ruïne niet weer hersteld. Daarover gaat hoofdstuk ¾. De herstelling van de gevallen zondaar. Verlossing en herstelling zijn dus twee verschillende zaken die echter wel bij elkaar horen.
We gaan in deze dienst de eerst 6 artikelen van hoofdstuk 2 behandelen. Ik loop ze even met u langs:
Artikel 1 vertelt dat we goed geschapen zijn maar door moedwillige ongehoorzaamheid gevallen. We hebben onszelf tot een ruïne gemaakt.
Artikel 2 vertelt ons dat alle mensen leven in de zonde en geruïneerd zijn. We zijn Gods beeld kwijt.
Artikel 3 wijst op de doodstaat van de gevallen mens. Hij wil en kan tot God, Zijn Schepper niet terugkeren. Vooral de onwil is een hele erge zonde.
Artikel 4 wijst erop dat het licht der natuur ons niet weer hersteld. We doen in het gewone leven nog wel goede dingen, maar geestelijk, voor God, zijn we dood.
Artikel 5 vertelt dat we ook door keurig naar Gods wet te leven niet recht staan voor God. De wet leert ons wel de zonde kennen, maar brengt geen heil en herstel.
Artikel 6 wijst op het middel tot herstel. We lezen over de Heilige Geest en het Evangelie van de Messias. Door Christus worden zondaren hersteld en verlost. De Geest past het werk van Christus toe. Laten we nagaan in ons hart of we deze dingen verstaan.
De afgelopen drie zondagen kon ik door vakantie niet in de gemeente van Amersfoort voorgaan. Op zondag 21 juli hebben we stilgestaan bij de geestelijke strijd. Wat is dat een belangrijk onderdeel van het oprechte christelijke leven. Een ware christen heeft op aarde een levenslange strijd tegen de zonde, de duivel, de wereld en het ongeloof. Alleen in Christus is de overwinning gegarandeerd. Hij heeft alle macht in hemel en op aarde. Ondertussen is het oprechte christelijke leven een leven vol aanvechting, moeite en zorg. Alleen het ware geloof in Christus doet zien op de uitkomst. De apostel zegt dat we met lijdzaamheid de loopbaan moeten lopen die ons voorgesteld is. In heel de Bijbel komen we gelovigen tegen die door veel strijd en moeite zijn ingegaan in het eeuwige leven. Paulus typeert het leven van de ware christen als een gekruisigd leven. Alleen het geborgen zijn in Christus is de ware vreugde en blijdschap van het hart.
De komende tijd willen we in de prediking stilstaan bij de geschiedenis die we vinden in Genesis 12 en verder. We lezen daarover Gods ingrijpen in deze zondige wereld. God heeft alles goed gemaakt. We belijden een goede schepping. Echter spoedig is er de afval van God. De eerste afval treedt op bij Adam en Eva. De Heere echter geeft de moederbelofte van redding en heil. Er komt een Verlosser, een zaad der vrouw (Gen. 3:15). Daarna is er de afval in de tijd van Noach en weer later blijkt dat ook in het geslacht van Sem verval en afval optreedt. Keer op keer zien we dat mensen afvallen van God. Het is de Heere die ingrijpt. Hij zoekt Noach op. Hij grijpt weer in als er verval optreedt in het geslacht van Sem. Verval betekent dat de belofte van God niet meer ernstig wordt genomen. In het slot van Genesis 11 en het begin van Gen. 12 zien we dat God weer opnieuw ingrijpt. Hij roept Abram uit Ur der Chaldeeën.
Het gaat dus in Genesis 12 over Gods belofte van heil. Abram is na Adam en Eva de 20e persoon die geldt als drager van de goddelijke belofte. In de verklaring van Dächsel kunnen we de reeks van 20 namen vinden. Na Abram komt Izak en zo verder tot op de komst van Christus in het vlees. We staan in de prediking stil bij Gen. 12:1-9. We vinden drie gedachten.
a. Gods roeping van Abram, 1-3.
b. Gods leiding door Abram, 4
c. Gods bewaring van Abram, 5-9.
Keer op keer wordt in de Bijbel gewezen op Gods werk in het leven van Abram. Paulus heeft bijvoorbeeld in Rom. 4 uitvoerig over Abram en zijn geloof geschreven. In Hand. 7:2-3 spreek Stefanus over Abram. En in Hebr. 11:8 lezen we over het geloof van Abram. Er zijn nog tal van andere plaatsten waarin we de naam van Abram tegenkomen. Het gaat dus om een hele belangrijke periode en persoon in Gods heilsplan. Abram wordt door Paulus de vader van alle gelovigen genoemd (Rom. 4:11). En het geloof van Abraham is een voorbeeld voor alle gelovigen. Hier vinden we het ware geloof in beoefening, zie Rom. 4:18-25. Abram geloofde in de Christus die komen zal. De gelovigen in het NT geloven in de Christus die gekomen is. De gelovige neemt in moeite, zorg, aanvechting en schuldbesef de toevlucht tot Christus en tot Hem alleen. Alle ander zaken kunnen het geweten niet tot rust brengen. We staan alleen recht voor God door een oprecht geloof in Jezus Christus. Een oprecht geloof…..
We lezen eerst iets over Gods roeping (1-3). Duidelijk is dat God Abram heeft geroepen en een belofte van heil heeft gedaan. We lezen ‘in u zullen alle geslachten des aardrijks gezegend worden’, vers 3. Vergelijken we deze tekst met Hand. 3:25 en Gal. 3:8 dan wijzen deze woorden op Christus. Christus is het ware Zaad van Abraham en door Hem wil God zondaren redden en zegenen.
Vervolgens lezen we dat Abram heen ging om in Kanaän te gaan wonen (vers 4). Lot gaat met hem mee. Zijn vader blijft achter in Haran. Abram is gehoorzaam aan het bevel van God. In Hebr. 11:8 kunnen we lezen dat dit door het geloof is gedaan.
Vers 5-9 brengen ons bij Abram in het land Kanaän. We lezen in vers 6b dat de Kanaänieten toentertijd in dat land woonden. In de kanttekening lezen we dat dit een vervloekt, afgodisch en goddeloos volk was. Later zijn Sodom en Gomorra om hun losbandigheid verwoest. Het moet een afschuwelijke goddeloosheid zijn geweest die Abram is tegengekomen Kanaän. In die wereld werd hij door Gods bewaard.
Vragen
1. welke belofte heeft God in Gen. 3:15 gegeven? Hoe zal die belofte gestalte krijgen?
2. welke lijn loopt er door de Bijbel als het gaat over de vervulling van de belofte? De hoeveelste man was Abram in de rij van de dragers van de belofte? Wat betekent het om drager van de belofte te zijn? En wat betekent het bijvoorbeeld dat Sara een moeder van Christus is?
3. het gaat dus steeds om twee zaken: een drager van de belofte (een man) en een moeder van Christus (een vrouw). Wie is na Abram de drager van de belofte en wie wordt de moeder van Christus?
4. wat zal de duivel proberen rond de drager van de belofte en de moeder van Christus?
5. welke vijf dingen belooft God aan Abram (1-3)?
6. waarom is opmerkelijk dat Abram gehoorzaam is aan Gods stem (vers 4)?
7. waarvoor moest Abram bewaard worden (5-9)?
We gaan in de leerdienst weer verder met DL. We proberen in tien diensten de leerregels te behandelen. Het is vooral belangrijk dat we thuis de leerregels goed doorlezen. Ook dat we de verwerping van dwalingen eens goed bekijken. Ik heb reeds meer gezegd dat onze vaderen precies hebben aangegeven welke dwalingen ze wilden weerleggen. Remonstrantisme is dat we de dwalingen die de leerregels aangeven aanhangen. Laten we niet zomaar iemand een remonstrant noemen.
We zijn inmiddels toegekomen aan hoofdstuk twee van de leerregels. We willen deze zondag vooral stilstaan bij de artikelen 6-9. Het gaat om vier artikelen, die gaan over de verlossing van zondaren door het heilswerk van Christus. We weten dat er geen mens behouden wordt los van Christus. Het is dus belangrijk dat we door het oprechte geloof de toevlucht nemen tot Christus. Dat is de kern van heel de bijbels boodschap. De zinnen zijn in de leerregels soms wat lang en moeilijk. Maar de bijbelse leer wordt met kracht verdedigd.
Het gaat in dit gedeelte over de redding door genade alleen. In artikel vijf wordt geleerd dat de boodschap van verlossing (de belofte van het Evangelie) aan allen moet worden verkondigd. De boodschap moet ook met bevel van bekering en geloof worden verkondigd. Dat mensen die boodschap naast zich neerleggen komt door ongeloof. Dit ongeloof is eigen schuld (art. 6). Laten we de ernst van het ongeloof nooit gering achten en laten we de noodzaak van het ware geloof voortdurend benadrukken. Er is geen andere weg.
In art. 7 lezen we dat het ware geloof een geschenk van God is, wat Hij aan niemand verplicht is te schenken. Het is door genaden alleen.
De vruchten van geloof en genade worden in artikel 8 duidelijk weergegeven. Het is de drie-enige God die zondaren redt, behoudt en zalig maakt. Deze redding komt voor uit Gods eeuwige Raad, die teruggaat op Gods eeuwig liefde. Die raad komt zeker tot vervulling.
(4 items) | 1 |