Van de predikant
Voor alle aankondigingen op deze pagina geldt uiteraard Deo Volente, zo God het wil.
In de middagdienst hopen we stil te staan bij zondag zeven van de Heidelberger catechismus. Deze zondag gaat over het ware geloof. Het gaat dus in zondag zeven om het wezen van het geloof. In deze zondag lezen we wat er moet zijn om te kunnen spreken van geloof. Het is vooral deze zondag die er de nadruk op legt dat geloof bestaat in kennis, toestemmen en vertrouwen.
Het thema voor de preek is het ware geloof. We letten daarbij op een drietal gedachten
1. De noodzaak van het ware geloof
2. De aard van het ware geloof
3. De inhoud van het ware geloof.
Op zaterdag 23 september 2017 was het 25 jaar geleden dat ik als predikant werd bevestigd. We werden 25 jaar geleden door dominee P Honkoop in de Joriskerk in het dienstwerk ingeleid. Op die dag heb ik mijn eerste preek als predikant mogen houden. De tekst was uit Psalm 119 vers 18: “Ontdek mijn ogen, dat ik aanschouwe de wonderen van Uw wet.” In de dienst op zondag 24 september hopen we stil te staan bij dit 25 jarig jubileum.
Er gaan bij een jubileum heel veel gedachten door je heen. Onwillekeurig staan bij dergelijke gebeurtenissen vaak ook allerlei menselijke zaken in het middelpunt. We zouden kunnen gaan praten over alle dingen die er gebeurd zijn in de achterliggende periode. We kunnen nadenken over het aantal beroepen, het aantal preken, het aantal dopelingen en talloze andere dingen meer. Maar daar gaat het natuurlijk helemaal niet om. Het gaat erom dat de Heere een nietig mensenkind 25 jaar heeft willen gebruiken in Zijn dienst. En dat in een dienst als deze de eer van de Heere mag en moet klimmen uit het stof.
We hopen op deze zondag stil te staan bij 1 Timótheüs 1 vers 12. De apostel Paulus schrijft een brief aan zijn geestelijke zoon Timotheüs. In dit eerste hoofdstuk laat hij iets zien van hetgeen leeft in zijn hart. We lezen in vers 12: “En ik dank hem, die mij bekrachtigd heeft, namelijk Christus Jezus, onze Heere, dat Hij mij getrouw geacht heeft, mij in de bediening gesteld hebbende”. Bij een jubileum past in de eerste plaats verootmoediging en in de tweede plaats diepe dankbaarheid aan de Heere dat Hij heeft gedragen en bewaard. Het is vooral daaraan dat we enige aandacht willen geven. De Heere heeft al die jaren trouw gezorgd. En daar mogen we Hem voor dankzeggen. Nee, we gaan niet onszelf op de borst slaan. We gaan ook niet roemen in mensen. Het gaat dankbaarheid aan God. Voor zijn trouw en Zijn genade, die Hij aan Zijn dienstknecht, maar ook in het midden van de gemeente heeft geopenbaard. Zo schreef Paulus aan Timotheüs en zo willen wij het ook graag in het midden van de gemeente neerleggen.
Het gaat in de tekst om de dank voor Gods grote gaven. We zien dan in deze tekst (vers 12) dat Paulus in de eerste plaats dankt voor de kracht die hem door Christus is geschonken. We zien de tweede plaats dat Paulus verwonderd is over het feit dat de Heere hem getrouw heeft geacht. En we zien in de derde plaats dat hij in de bediening is gesteld. Over deze drie gedachten willen we aanstaande zondag verder nadenken. We hopen van harte dat niet de mens maar dat de eer van de Heere mag klimmen uit het stof.
In de dienst van zondagmiddag zal de Heilige Doop worden bediend. De doop is een instelling van Christus voor Zijn gemeente. Wij dopen de kinderen van de gemeente omdat ze in het verbond Gods begrepen zijn. Wat is het een voorrecht dat onze kinderen het teken en zegel van Gods verbond dragen.
We staan deze middag weer opnieuw stil bij Jesaja 54. In Jesaja 54 gaat het over de weldaden die Christus voor Zijn kerk heeft verworven. Ook in de Heilige Doop gaat het over de weldaden die Christus voor Zijn kerk heeft verworven. De doop immers wijst op het bloed van Christus en op de wedergeboorte en op het nieuwe leven. In Jesaja 54 komen we ook allerlei weldaden tegen. Zo lezen we in vers 11 dat God Sion zal herbouwen. In vers 12 lezen we dat de Heere Sion op een zeer heerlijke wijze zal herbouwen. In vers 13 lezen woorden als vrede, onderwijs en kinderen, een nageslacht dus. In vers 14 lezen we over bevestigd worden door gerechtigheid, het wegdoen van verdrukking en het wegnemen van vrees en angst.
Zondagmiddag staan we stil bij vers 15. In vers 15 gaat het over de gemeente Gods die ons wordt voorgesteld als een stad. De stad Gods is de gemeente Gods. We beluisteren dan in vers 15 een drietal zaken:
1. Het bestaan van de staat.
2. De aanval op de stad.
3. De bescherming van de stad.
We weten uit de catechismus en uit de Bijbel dat de oprechte kinderen van God drie dingen leren. In de eerste plaats leren ze hun ellende kennen. In de tweede plaats leren ze de verlossing kennen. In de derde plaats krijgen ze kennis aan de oprechte dankbaarheid. De drie stukken van de Heidelberger zijn fundamenteel voor elke ware christen. In een voorbereidingspreek is het van belang om deze drie zaken duidelijk te onderstrepen.
We staan deze morgen stil bij Psalm 38. Psalm 38 is een boetepsalm. We vinden in ons psalmenboek zeven boetpsalmen. De eerste boet Psalm is Psalm zes. De tweede boetpsalm is Psalm 32. De derde boetpsalm is Psalm 38. Psalm 38 is geschreven “om te doen gedenken”. De kanttekening merkt bij het woord gedenken op: “aan de grote benauwdheid waarin hij was geweest, en aan de genade des Heeren die hem daaruit verlost had”. Psalm 38 wil ons doen gedenken aan de benauwdheid waarin een mens vanwege de zonde is gekomen en aan de genade van God waardoor iemand uit de benauwdheid wordt verlost. Het gaat dus over zonde en genade, over Adam en Christus.
De dichter van deze Psalm worstelt met ziekte en de gevolgen ervan. Over zijn ziekte lezen we in vers vier waar hij zegt dat er in zijn vlees niets geheeld is te vinden. De dichter legt een relatie tussen zonde en ziekte en hij gaat daar onder gebukt. Vanuit deze gedachte kunnen we ook de opbouw van de Psalm nader uitwerken:
2-11 gaat de dichter gebukt onder Gods toorn.
12-21 wijst hij op het verlaten zijn door alle mensen.
22-23 lezen we een gebed tot God, de Heere.
De tekstwoorden voor vanmorgen nemen we uit vers 19. Daar lezen we “ik ben bekommerd vanwege mijn zonde”. Bekommering betekent zoveel als verdrietig, angstig, bezorgd zijn. We beluisteren in deze woorden bekommering over de zonde. Het gaat daarbij over drie zaken:
1. De reden van de bekommering in, mijn zonde
2. De aard van de bekommerenring, ik ben bekommerd.
3. Het nut van de bekommering. De dichter wendt zich in het gebed tot God.
(4 items) | 1 |